Roy Bhikharie: “Het doel om Suriname zelfvoorzienend te maken faliekant mislukt”

PVP-leider Roy Bhikharie heeft op 16 december 2022 namens de Progressief-Verheffende Partij en belanghebbenden, een schrijven gericht aan de viceminister-president van het Koninkrijk der Nederlanden, Sigrid Agnes Maria Kaag. De brief betreft ‘Plichtsverzaking ingevolge het Ontwikkelingsverdrag’. De ontwikkelingssamenwerking tussen Nederland en Suriname wordt gevormd door het Ontwikkelingsverdrag van 1975 en het Raamverdrag van 1992. 

Reactie op de brief

Op 31 januari 2023 heeft de heer Bhikharie een reactie op zijn schrijven ontvangen van plaatsvervangend directrice ‘Westelijk Halfrond’ van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, Tanja Röling. In het schrijven wordt aangegeven, dat Nederland sinds de onafhankelijkheid van Suriname, zich inzet voor de ontwikkeling van Suriname. “In 2004 is in de beleidsnotitie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken genaamd ‘Een Rijke Relatie’ aangegeven dat gezien de economische ontwikkeling en de stijging in het BNP per capita Suriname niet langer in aanmerking komt voor verdere financiering van ontwikkelingssamenwerking op grond van het armoedecriterium. Wel zal Nederland zijn Verdragsverplichtingen nakomen door de Verdragsmiddelen die in

1975 zijn toegezegd in samenspraak met de Surinaamse autoriteiten te besteden”, aldus Röling in haar schrijven. 

In de brief wordt verder gesproken over het Makandra programma dat zich richt op overheidssamenwerking en het leveren van technische assistentie aan Suriname. 

PVP-leider verbaasd en teleurgesteld

De PVP-leider heeft op 5 februari weer een schrijven gericht aan de plaatsvervangend directrice, waarin hij aangeeft dat hij met dank en tevens verbazing en teleurstelling de reactie op de vorige brief heeft doorgenomen.

“Verbazing en teleurstelling, omdat u voorbijgegaan bent aan juist de thema’s waar onze brief om gaat, onder meer: dat de slaafse en koloniale mindset mede te wijten is aan de opgedrongen onafhankelijkheid en het uitblijven van de vereiste verdragsmatige professionele  begeleiding door Nederland om Suriname zelfvoorzienend te maken (de ‘self-reliance  gedachte’) en zich is gaan internaliseren in een baas-knecht attitude of ‘follow-the-leader-mentality’, wat tot nu toe tot uitdrukking komt in de inadequate werking van de politiek-bestuurlijke orde en de Trias Politica in Suriname (vandaar de ‘ontvangst van onze brief na dato van het bezoek van minister Kaag aan Suriname, dat echter in het teken van het slavernijverleden stond’, zoals door u opgemerkt in de aanhef); dat mede als resultaat van de resulterende ongunstige psychologische, politiek-bestuurlijke en materiële omstandigheden er 5 jaren na de onafhankelijkheid twee militaire coups volgden en wel in 1980 en daarna weer in 1990, waarbij de eerste coup zelfs door Nederland onrechtmatig werd beloond met 500 miljoen Nederlandse guldens. Meer nog, Nederland gaat bij de eerste coup ook niet vrijuit (Zie Hans Valk’ 

door Ellen de Vries – Amsterdam University Press, 2021); en dat aangezien ‘de formele context van de ontwikkelingssamenwerking tussen Nederland en Suriname gevormd wordt door het Ontwikkelingsverdrag van 1975 en het Raamverdrag van 1992’, het doel om Suriname zelfvoorzienend te maken faliekant mislukt is en waarvoor ook volgens uw oud-minister, de heer Drs. Jan Pronk, Nederland medeverantwoordelijkheid draagt”, schrijft Bhikharie.

Makandra programma

Wat betreft het Makandra programma, dat zich moet richten op technische assistentie aan Suriname, onder andere op het gebied van goed bestuur, opbouw en versterking van de rechtsstaat, schrijft Bhikharie dat er substantieel veel minder staat dan in het Raamverdrag. “In Artikel 2 lid 7 van het Raamverdrag bijvoorbeeld, staat dat ‘het Koninkrijk der Nederlanden zijn bereidheid bevestigt ook na besteding van de middelen uit de Overeenkomst betreffende ontwikkelingssamenwerking van 25 november 1975 de Republiek Suriname aanvullend verdragsmiddelen beschikbaar te stellen’.

In aansluiting daarop wordt verder in artikel 3 lid 1 benadrukt dat ‘de op 25 november 1975 te Paramaribo totstandgekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende ontwikkelingssamenwerking het uitgangspunt vormt voor de samenwerking op financieel en economisch gebied’ – dus om Suriname zelfvoorzienend maken – waaraan Nederland zich vanuit historisch perspectief niet kan onttrekken. Ondanks het Makandra programma, blijken fundamentele elementen van wanbestuur zoals oligarchie, nepotisme, belangenverstrengeling en schrijnende armoede aan te zetten tot antipathie en criminaliteit in Suriname. Vanwege dit opportunistische overheidsgedrag en gezag treden polarisatie, animositeit, afgunst, wanhoop en radicalisering op. In het verlengde hiervan wordt polarisatie gekenmerkt doordat steeds meer groepen feller tegenover elkaar gaan staan; en radicalisering door extremere uitspraken, aanvallen op de rechtsstaat en andere gezagsondermijnende activiteiten. Hierdoor zijn wij aanhoudend bezig af te koersen op maatschappelijke ineenstorting.”

Voorstel PVP

Het voorstel van de PVP ter compensatie van het economische deel, is daarom de tegenwaarde van 500 miljoen Nederlandse guldens, die aan een illegale regering werd  verstrekt, terug te geven aan Suriname; de helft van de bestaande schuld van Suriname af te lossen in de vorm van een schenking; de andere helft van de schuld tegen een zachte rente met een ‘grace period’ aan Suriname te lenen en de besteding van deze gelden mede te monitoren, zodat alle inspanningen deze keer wel het Surinaamse volk ten goede komen en Suriname zelfvoorzienend maken, aldus Bhikharie in zijn schrijven. Tot slot zegt hij aan Dagblad Suriname, dat de regering en De Nationale Assemblee, deze aanpak met beide handen zouden moeten aangrijpen in nationaal belang. 

SK

error: Kopiëren mag niet!