Het stopzetten van de bezoldiging van de ambtenaar als tuchtstraf die wordt opgelegd bij het niet voldoen aan de verplichte ambtenarenregistratie zal volgens het Assembleelid Soewarto Moestadja (NDP) leiden tot arbeidsrechtelijke toetsing van het ongelijk van de grootste werkgever in het land, de overheid.
Stopzetting van de bezoldiging van de ambtenaar als tuchtstraf is volgens de vigerende Personeelswet een incorrectheid. In het wetsvoorstel voor nadere wijziging van de Personeelswet, waarover donderdag 2 februari, in tweede ronde in het parlement is gedebatteerd, wordt het niet voldoen aan de ambtenarenregistratie als plichtsverzuim aangemerkt, waarop als tuchtstraf staat de stopzetting van de bezoldiging van de ambtenaar.
Het gaat om de toevoeging van artikel 28a in het wetsvoorstel. Dit nieuwe artikel van de Personeelswet handelt erover, dat de ambtenaar geen aanspraak maakt op salaris over de periode waarop de landsdienaar de werkzaamheden behorende bij diens functie niet heeft verricht. Dit nieuw toe te voegen wetsartikel vormt het voornaamste heikel punt van de oppositie, met name de NDP-fractie, om zich te kunnen scharen achter het wetsvoorstel.
In eerste ronde van de debatten heeft Moestadja aangegeven. dat de Personeelswet bijna alles heeft geregeld met betrekking tot landsdienaren. In de Personeelswet worden onder andere de verschillende vormen van tuchtstraffen limitatief opgesomd. Stopzetting van de bezoldiging hoort niet daarbij. Stopzetting van de bezoldiging van de landsdienaar kan volgens Moestadja niet als tuchtstraf worden beschouwd, maar is het een rechtsgevolg.
SS