Dat minister Albert Ramdin aan de wieg heeft gestaan van enkele duistere initiatieven is bekend bij de gemeenschap, bijvoorbeeld Surfin en HPSG. Voor velen is Ramdin het gezicht van de mislukking van deze regering en haar buitenlandbeleid. In de afgelopen maanden heeft Ramdin zijn eigen geloofwaardigheid bij de gemeenschap verspeeld. Zijn arrogantie en eigen waan kwamen duidelijk naar voren in zijn solo acties over een ambassade in Jeruzalem, waar hij nog steeds in gelooft.
Na ruim twee jaar is van de 150 investeerders en honderden miljoenen euro’s afkomstig van de Surinaamse diaspora nog niets geconcretiseerd. Nu wordt bij monde van minister Ramdin in de Assemblee verklaard dat in de afgelopen 1 tot 2 jaar toch meer dan $100 miljoen Suriname is binnen gekomen zijnde schenkingen, donaties en giften.
Ramdin wekt de indruk alsof deze schenkingen de verdiensten zijn van zijn buitenlandbeleid. Ook doet hij voorkomen alsof de $ 100 miljoen verkregen zijn uit “onderhandelingen” tijdens zijn vele reizen naar het buitenland. En de onkosten (hij spreekt van investeringen) van deze reizen vallen in zijn redenering in het niets vergeleken met de $ 100, miljoen.
Albert Ramdin, de spin doctor, heeft zelf een term bedacht om de som van deze schenkingen te karakteriseren als “schenkingsinvesteringen”, een incorrecte en zeer bedrieglijke term.
Geen enkele relatie tussen ambassade en donaties
Tegen de achtergrond van de ruim $ 12 miljoen kostende Surinaamse buitenlandse vertegenwoordigingen, lijkt $ 100 miljoen een enorm bedrag. Maar hier manifesteert zich weer een belazerij van Ramdin. Suriname heeft voor en na de onafhankelijkheid donaties ontvangen uit verschillende delen van de wereld.
Er bestaat geen enkele relatie tussen het hebben van ambassades en de donaties die Suriname ontvangt. Suriname krijgt ook donaties en giften van landen waar wij geen ambassades hebben. In de jaren 1990 – 2000 had Suriname geen ambassade in India, toch kreeg Suriname licht- en zwaar materieel en medicijnen uit India en werd een schuld van $ 5 miljoen kwijtgescholden na een Gemengde Commissie bijeenkomst. Verder kunnen genoemd worden schenkingen uit Zuid Korea (militaire uitrustingen en ambulances) en de giften uit Canada, Duitsland, Nederland, België, Frankrijk en Roemenië en twee jaar geleden “Waka Pasi” van India.
In het verleden heeft Suriname verschillende donaties en giften uit verschillende landen gehad, maar geen enkele regering of minbuza tot 2023 heeft ooit enige claim gelegd dat donaties en giften hun verdiensten waren of vanwege onze ambassades. Dat zou een pertinente leugen zijn.
Veel landen hebben in hun budget bedragen gereserveerd die beschikbaar worden gesteld als er in sommige landen noodsituaties of calamiteiten zich voordoen zoals overstromingen en aardbevingen. Ook Suriname heeft noodhulp gegeven aan landen zoals Haïti en Indonesië.
De opvattingen van Ramdin zijn ook een desavouering van onze ambassades. Het komt over alsof wij diplomaten op onze ambassades hebben, die de bedelaarsdemocratie en status van Suriname moeten uitdragen.
De recente bijna volledig door India betaalde reis van de presidentiële familie en enkele anderen is een pregnante bevestiging van de bedelaarstatus van de Republiek Suriname.
De regering van president Santokhi wil maar steeds niet inzien en erkennen dat wij afwezig moeten zijn waar wij afwezig behoren te zijn zodat wij de eer van ons land niet vergooien.
Suriname staat vanwege de sponsoring van deze recente reis van de presidentiële familie nu nog dieper in het krijt bij India. De kosten van deze reis moeten volgens de Ramdin methode dus worden toegevoegd aan de $ 100 miljoen aan de donaties, schenkingen en giften.
Th. Amrit