Voorafgaand aan een overleg donderdagochtend in het Catshuis in Den Haag tussen premier Mark Rutte en enkele kabinetsleden met organisaties en vertegenwoordigers van het Caribisch deel van het Koninkrijk en Suriname, blijkt dat dinsdag een aantal slavernijcomités in Nederland, Suriname, Curaçao en Aruba in een brief het kabinet heeft laten weten voorstander te zijn, dat Nederland de excuses voor het slavernijverleden op 1 juli 2023 moet uitspreken.
In 2023 is het precies 150 jaar geleden dat er een echt einde kwam aan de slavernij binnen het Koninkrijk. Elk jaar wordt die afschaffing op 1 juli herdacht en gevierd in Nederland, Suriname en de Cariben. In Suriname gebeurt dat onder de naam Keti Koti en in de Cariben heet de dag Dia di Abolishon. Sommigen zien liever dat Nederland volgend jaar op die dag excuses maakt.
De brief is ondertekend door de voorzitters van het Nationaal instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee), het Platform Slavernijverleden en -Erfenis van Curaçao (PSHS), het Nationaal Comité Slavernijverleden Suriname en Fundashon Museo Tula en een adviseur van het Aruba Adviescollege Slavernijverleden.
Ze hebben de brief gestuurd naar minister Hanke Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en staatssecretaris Alexandra van Huffelen (Koninkrijksrelaties en Digitalisering). Hun “sterke voorkeur” gaat dus overduidelijk uit naar het uitspreken van de excuses op 1 juli 2023.
Mocht het kabinet toch vasthouden aan 19 december als datum, dan gaan de ondertekenaars van de brief ervan uit dat ze “volwaardig” inspraak hebben in het proces om het leed van de tot slaaf gemaakten en hun nazaten te herstellen.