We hebben wereldwijd de viering gehad van Wereldaidsdag op 1 december. Wereldaidsdag is een internationale dag die gewijd is aan de bewustwording omtrent aids. Wereldaidsdag werd in augustus 1987 bedacht door James W. Bunn en Thomas Netter, beide werkzaam als voorlichter bij de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in Genève, Zwitserland. Bunn en Netter legden hun idee voor aan dr. Jonathan Mann, directeur van het Global Programme on AIDS (nu bekend als UNAIDS van de Verenigde Naties). Het concept werd goedgekeurd en op 1 december 1988 vond de eerste Wereldaidsdag plaats.
Het doel van Wereldaidsdag is om wereldwijd aandacht te vragen voor de aidsproblematiek en op te roepen tot solidariteit met mensen met hiv en aids. Wereldwijd vinden er vele initiatieven plaats zoals evenementen, congressen en acties.
Op Wereldaidsdag wordt opgeroepen het rode lintje op te spelden, het symbool voor solidariteit met mensen met hiv.
Wereldaidsdag heeft elk jaar een thema. In 2011 was het thema “Getting to Zero”. Dat verwijst naar het streefdoel van nul nieuwe besmettingen met hiv, nul doden aan de gevolgen van aids en nul gevallen van discriminatie van mensen met hiv en aids. De bestrijding van hiv/aids, malaria en andere dodelijke ziektes is onderdeel van de millenniumdoelstellingen. Intussen is hiv/aids niet meer zo in een taboesfeer als eerder. In Suriname moet wel een aantal dingen veranderen die tegen de internationale regels is. Een voorbeeld is dat er op het werk er geen hiv-testen moeten plaatsvinden. En bijvoorbeeld dat er voor ziektekostenverzekeringen er hiv-testen moeten worden afgelegd. Er zijn echter toch openlijk sollicitaties in Suriname, nota bene bij de overheid, waar aan kandidaten wordt voorgehouden dat ze een hiv-test zullen ondergaan. Indien kandidaten achteraf blijken hiv-besmet te zijn, dan treden ze niet meer in dienst.
In Suriname was arbeidswetgeving gemaakt die hiv-testen zou verbieden, Het is onbekend of deze wetgeving al in werking is. We begrepen ook dat in het kader van Bazo er geen hiv-testen moeten worden afgenomen. Iedereen moet worden verzekerd. Er is in Suriname al geruime tijd sprake van hiv-therapie.
Intussen is het ook zo, dat hiv niet het einde van het leven betekent maar dat door therapietrouw over het algemeen besmette personen een productief leven kunnen hebben. In Suriname zouden volgens de cijfers van Unaids ongeveer 6.000 mensen besmet zijn met hiv. Daarvan 2.700 personen vrouwen zijn en 3.300 mannen. 1.3 procent van de vrouwen en 1.4 procent van de mannen in Suriname zou besmet zijn met hiv; het gaat dan om personen boven de 15 jaar. Vanaf 1990 tot en met 2000 steeg het aantal besmettingen om daarna te dalen tot 2016 maar toen was het niveau al hoger dan in 1990. Vanaf 2016 stegen de besmettingen weer, maar zijn we niet op het hoogste punt van 2000. Het aantal hiv-gerelateerde doden is vanaf 1990 gestegen naar 2002 en daarna vertoont het tot op heden een dalende trend. In 2018 waren we echter nog niet op het laagste punt wat in 1990 werd gemeten. Een stijgende trend vertoont ook het aantal mensen die antiretrovirale therapie ontvangt. Dat is van 20% gestegen naar 50%.
In 2021 is er wereldwijd onderzoek gedaan door de IAO. In alle 50 landen die onderzocht zijn heeft 40% van de respondenten gezegd dat mensen met hiv niet mogen worden toegestaan om rechtstreeks samen te werken met anderen die geen hiv hebben (35,6 procent). Ze gaven ook een voorwaardelijk antwoord: “Het hangt ervan af” (2,8 procent). Per regio verschillen de opvattingen echter aanzienlijk. Het Midden-Oosten en Noord-Afrika, evenals Azië en de Stille Oceaan, zijn de twee regio’s met het laagste percentage respondenten die vinden dat mensen met hiv rechtstreeks moeten kunnen werken met anderen die geen hiv hebben. 40,6 procent van de respondenten in Azië en de Stille Oceaan en 42,0 procent in het Midden-Oosten en Noord-Afrika vinden dat mensen met hiv rechtstreeks moeten kunnen werken met mensen die geen hiv hebben.
Over het algemeen zijn de regio’s met het hoogste percentage respondenten die het ermee eens zijn dat mensen die leven met hiv rechtstreeks werken met mensen die geen hiv hebben, dezelfde regio’s waar de respondenten vaker een persoon met hiv kennen. Dit suggereert een belangrijk verband tussen de persoonlijke kennismaking met mensen die leven met hiv en de positieve houding ten opzichte van hen die rechtstreeks werken met mensen die geen hiv hebben. Opleidingsniveau is een van de krachtigste voorspellers van een positieve houding ten opzichte van mensen met hiv die in direct contact staan met mensen die geen hiv hebben. Mensen die beter begrijpen hoe hiv wordt overgedragen, zijn het er over het algemeen eerder over eens dat mensen met hiv rechtstreeks mogen werken met anderen die geen hiv hebben.
Kennis over hiv-overdracht is het meest onnauwkeurig voor kussen en het delen van een badkamer en het meest nauwkeurig voor het delen van naalden en onbeschermde seks. Slechts 39,7 procent van de respondenten zegt, terecht, dat hiv niet kan worden overgedragen via zoenen; en 51,9 procent zegt terecht dat hiv niet kan worden overgedragen via het delen van een badkamer. De meerderheid van de respondenten (59,6 procent) stemde steun voor verplichte hiv-testen voor mensen mogen werken. Een meerderheid van de respondenten op zes van de zeven regio’s ondersteunen verplichte hiv-testen voordat mensen mogen werken. Zulke metingen moeten ook in Suriname worden gedaan.