Morgen is Suriname 47 jaar onafhankelijk, maar Suriname had zelfbestuur sinds 1954. Suriname heeft al 68 jaar zelfbestuur. In 1954 werd Suriname een land binnen het Koninkrijksverband. Wanneer we praten over het land Suriname zijn we bijna altijd geneigd om de periode tussen 1954 en 1975 – die 21 jaar omvat – te verwaarlozen.
Suriname heeft constant een onvermogen vertoond om goed bestuur en goede bestuurders te etaleren, dat is over een periode van 68 jaren. Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (1954) is/was een overeenkomst tussen de landen van het Koninkrijk der Nederlanden, waartoe Suriname ook behoorde. Het regelt de verhoudingen tussen die landen.
De Tweede Wereldoorlog zorgde voor een andere kijk op het Koninkrijk en het kolonialisme zoals dat tot 1939 had gefunctioneerd. Suriname en het Gebiedsdeel Curaçao (vanaf 1948 officieel ‘de Nederlandse Antillen’) waren in die tijd de enige stukjes onbezet ‘Nederland’. In 1948 waren intussen de onderhandelingen begonnen met Suriname en de Nederlandse Antillen. Het ‘Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden’, ofwel kortweg het Statuut, was in 1954 voltooid. Betrokken bij de totstandkoming van het statuut was van Surinaamse zijde Archibald Currie. Archibald Currie (district Beneden-Cottica, 7 maart 1888 – Rijswijk (Zuid-Holland), 28 november 1986) was een Surinaams politicus. Hij was de eerste geboren en getogen Surinamer die gouverneur van Suriname werd. Currie begon zijn loopbaan als landmeter en was later onder andere hypotheekbewaarder en hoofd van het Domeinkantoor. Hij werd in 1947 districtscommissaris en daarna commissaris van politie te Paramaribo. Na de verkiezingen in 1949 werd hij NPS-Statenlid. Currie diende als landsminister van Financiën en later voor Economische en Sociale Zaken.
De acte van bevestiging van het Statuut werd op 15 december 1954 ondertekend door koningin Juliana en op 29 december 1954 officieel afgekondigd. De verjaardag van het Statuut wordt elk jaar op 15 december op Koninkrijksdag gevierd, maar gaat ongemerkt in Suriname voorbij. In het statuut was het uitgangspunt de gelijkwaardigheid van Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen (Nederlands-Nieuw-Guinea niet). Ieder land behield een gouverneur ter vertegenwoordiging van de Koning (behalve Nederland, want daar zetelde de Koning zelf). Ieder land kreeg middels het Statuut een geheel eigen regering. Suriname stuurde een gevolmachtigd minister naar Nederland als vertegenwoordiger van de eigen regering voor overleg aangaande de zaken van het Koninkrijk (wijzigingen aan het Statuut, aan de Grondwet voor zover het de zaken van het Koninkrijk aanging en de rijkswetten). De gezamenlijke aangelegenheden van het Koninkrijk werden in gezamenlijk overleg beslist.
De eerste aanpassing aan het Statuut kwam in 1975. Het kabinet-Den Uyl was aan de macht en besloten werd dat “het eigenlijk niet meer kon om nog kolonies te hebben”.
Met ingang van 1975 werden Nederland en de Nederlandse Antillen afzonderlijke landen binnen het koninkrijk. Nieuw-Guinea was al eruit. Suriname werd geheel onafhankelijk. De uitgangspunten van het Statuut waren/zijn één gezamenlijke Nederlandse nationaliteit voor alle inwoners van het Koninkrijk, één staatshoofd (de wettige opvolgers van koningin Juliana), één gemeenschappelijk buitenlands beleid en één gezamenlijke defensie. Dus alhoewel Suriname eigen regeringen had, moest rekening worden gehouden met het beleid van het koninkrijk. Er waren dus omlijnde kaders waarbinnen de regeringen moesten functioneren. Samenwerking op meer terreinen was mogelijk, maar de Surinaamse regering was tot op grote hoogte autonoom bij het regelen van de eigen interne aangelegenheden.
Bij 47 jaar onafhankelijkheid gaat Suriname door een diep dal. Jongeren zien geen hoop en hebben geen perspectief. Ze willen het leven van armoede en gebrek van hun ouders niet leiden. Suriname heeft te maken met vergrijzing. Met een van de langst aanhoudende periodes van economische malaise in de regio, zijn de meningen over de onafhankelijkheid van Suriname gaan shiften.
De landen die in koninkrijksverband nog voorkomen, moeten leren van de fouten die in Suriname zijn gemaakt. Het is een zeer onverstandige keus om van een piepkleine bevolking, een onafhankelijk land te maken. Die piepkleine landen zijn niet in staat om hun plaats op te eisen in de rij van de grote zelfstandige landen. De kleine landen als Suriname hebben voortdurend te maken met braindrain en een lekkage van kader. Het kader wordt door gesubsidieerd onderwijs opgeleid om te gaan werken in de rijke landen. Deze kleine landen zijn de grote landen aan het subsidiëren.
Wij denken dat met zelfbestuur, de Surinamer zijn ego genoeg was gestreeld en dat men meer dan genoeg verantwoordelijkheid op zijn schouder had gekregen. Zonder bewijs van goed en degelijk bestuur hebben politici zonder een referendum en zonder rekening te houden met de gevoelens van grote delen van de samenleving, hun wil doorgedrukt. Suriname vaart met een klein korjaal op en stormachtig oceaan en dobbert op zeer zonder koers te kunnen zetten.
De regering onder Arron heeft een groot aantal Surinamers het land uitgeduwd en hun het land afgepakt; deze Surinamers en hun nazaten zitten nu in Nederland en zijn niet onsuccesvol. Het kabinet onder Arron duwde de onafhankelijkheid door de strot van de achtergebleven Surinamers; het was als het ware de straf om achter te blijven en te kiezen voor Suriname. Generaties hebben achter elkaar in Suriname misbaksels voortgebracht die door crimineel en asociaal gedrag hun zakken hebben gevuld en het volk van Suriname hebben beroofd. Aan die situatie is geen einde gekomen.
Suriname is na 47 jaar onafhankelijkheid geen land gebleken om te wonen en te werken, het is een land om de natuurlijke bronnen te beroven en snel rijk te worden. Het land is niet van degenen die armoede lijden, naar van degenen die de natuurlijke hulpbronnen en de inkomsten beroven.