De onthullingen die gedaan zijn in DNA over de toezeggingen die aan Guyana zijn gedaan, maken de positie van de minister van LVV er niet gemakkelijk op. We zijn geen Nederland, een ander West- Europees land of de USA, maar onder deze omstandigheden zouden de minister in die landen zelf zijn biezen hebben gepakt.
Er zijn met betrekking tot de visvergunningen die Guyana wenst te verkrijgen van Suriname, verschillende vragen in het openbaar gesteld, ook in DNA. De regering heeft bij mondjesmaat informatie gegeven en het was duidelijk dat de regering niet bereid was de DNA deze informatie te geven. De regering heeft de informatie met betrekking tot de visvergunningen niet volledig aan het Surinaamse volk willen geven. De zaak van de visvergunningen staat symbool voor de wijze waarop leden van de regering en ambassadeurs dealen met het Surinaams belang. We hebben hier kritiek gehad toen een Surinaamse regeringsdelegatie onder de president in Guyana was en daar zou hebben aangeboden om veevoer uit Guyana te importeren nu Guyana zelf via grootschalige productie van soja en maïs de volledige nationale markt zou invullen en overschotten zou overhouden.
We hebben eerder ook onze kritiek gehad op de import van zaaizaad uit Guyana terwijl wij hier een rijstonderzoekscentrum Adron hebben. Nu blijkt dat de Surinaamse minister van LVV wel degelijk in een mail aan zijn collega toezeggingen heeft gedaan om, naar het lijkt met minachting van wet en recht, visvergunningen te geven om de Guyanese vriend blij te maken. Uit de mail, zoals het is voorgelezen recent in DNA, is niet gebleken, dat de minister de aantallen heeft genoemd. Hij wekt wel de indruk dat binnen afzienbare tijd de vergunningen zouden worden verleend. Maar, de Guyanezen moeten ook begrijpen dat wanneer een lid van de regering in een onofficiële mail aangeeft dat tegen een bepaalde tijd vergunningen kunnen of zullen worden uitgegeven, het altijd in de tussentijd mogelijk is dat de vergunningen toch niet worden verleend. Ministers praten met elkaar vooral over de potentiële mogelijkheden en in dat kader moeten ook uitspraken over vergunningen worden bekeken.
Laat voorop ook gesteld zijn, dat al zou de minister in een mail expliciet voor een aantal vergunningen zekerheid hebben gegeven, achteraf kan blijken dat de minister niet genoegzaam was geïnformeerd en/of zich niet genoegzaam had laten informeren. Het kan altijd dat achteraf blijkt, dat alhoewel de minister en de regering van ‘goede wil’ zijn, het toch niet mogelijk is volgens de wetten van een land om visvergunningen uit te geven. De situatie moet anders bekeken worden als het gerechtvaardigd zou zijn, dat de Guyanese partijen als gevolg van een harde toezegging, wat bekend is als ‘voortbouwende handelingen’ zou hebben gepleegd, waardoor nu schade zou ontstaan nu Suriname zich niet aan de toezegging houdt. Nu is dat aan de Guyanese zijde niet het geval. De Guyanezen hebben geen extra investeringen gedaan die ze hadden moeten doen om direct van Surinaamse zijde verkregen vergunningen te gebruiken.
De vraag rijst dan waarom de Guyanezen er zo brutaal op aandringen dat de vergunningen worden verleend. In Suriname wordt door vooral Bharrat Jagdeo met deze zaak politiek bedreven. En deze zaak leent zich ook om politiek mee te bedrijven in Suriname. Het heeft te maken met duidelijke gevallen van kiezen voor de belangen van je eigen land en die stellen boven de belangen van die van een ander. Er is geen enkel Surinaams belang mee gediend, dat de vergunningen aan Guyana worden gegeven, integendeel. Suriname moet er alles aan doen om gebruik te maken van zijn soeverein recht om de vergunningen niet te verlenen en Suriname kan dat succesvol doen. Het is in de eerste plaats voor alle partijen duidelijk, dat er geen bilaterale overeenkomst is getekend tussen de twee landen waarin Suriname zich verbindt om een bepaald aantal vergunningen aan Guyanese vissers te geven. Nu kan een rechtbank geneigd zijn om toezeggingen als die gedaan door onze minister, min of meer evenveel kracht te geven als die van een bilaterale overeenkomst, maar daarmee zou zo een rechtbank zijn boekje zwaar te buiten gaan.
De mail van onze LVV-minister is een zwaar onverantwoordelijke daad, waarbij hij informeel luidop zijn gedachten heeft neergepend, hoe hij de zaak mogelijk opgelost ziet. De LVV-minister is naïef geweest en onderschat met wie hij te maken had, hij dacht dat hij met een boezemvriend zijn diepste gedachten aan het wisselen was. Wat hij aan de andere kant had was een loerende collega die alleen 1 ding voor ogen heeft: geen collegialiteit tussen ministers van Landbouw, maar belangen van Guyanezen. De Guyanese regering heeft niets aan goed nabuurschap en goede banden met Suriname. Dat is de verklaring waarom de Guyanese regering zo grof met de zaak omgaat.
Maar, feit is dat het algemeen duidelijk is dat de LVV-minister niet in de positie was en is om in een informele mail, de Staat Suriname op deze wijze te binden. Daarvoor worden meer formele en door deskundigen voorbereide en over en weer besproken en aangepaste bilaterale overeenkomsten getekend.
De voorbeelden daarvan zijn er teveel in de wereld. Er is geen visserijverdrag tussen Suriname en Guyana. Met de manier waarop de zaak zich heeft ontwikkeld is Guyana een meedogenloze partij, waarbij leden van de regering geen rekening houden met hun collega’s. Het gezegde van de lange vork is hier van toepassing.
Overigens gebiedt de eerlijkheid ook om te zeggen, dat de minister van LVV zijn ambt te lichtvaardig heeft opgevat om allerlei constructies in een mail met de minister van een ander land te bespreken. Hij had de zaak van een speciaal bedrijf dat vergunningen zal uitgeven, eerst goed intern moeten bespreken en goed in de complete regering moeten afstemmen. Dat heeft hij niet gedaan, uit een zeker enthousiasme. In elk geval kan hem nu worden verweten, dat hij niet de waarheid heeft gesproken, dat hij de waarheid heeft willen verbergen. Derden hebben de beerput geopend.
Ook is in DNA duidelijk geworden wat Guyanese illegale vissers met valse Surinaamse vergunningen in onze wateren en zelfs die van Frans Guyana doen. De handhaving van de minister schept precedenten en zal het gemakkelijk maken voor andere ministers om ook een scheve schaats te rijden.
De les die uit deze affaire moet worden geleerd, is dat onze ministers diepgaande security, communicatie en protocollaire instructies en richtlijnen krijgen zodat dit soort zaken zich niet meer herhalen.