We hebben enkele maanden terug hier het gehad over de naïviteit die onze politiek steeds aan de dag heeft gelegd in onze verhoudingen met en de houding tegenover Guyana. We hebben hier eerder aangegeven dat niet vergeten moet worden, dat Guyana een deel van ons land bezet houdt. Wanneer Guyana tegenover ons zit dan weten zij, dat wij weten dat zij ons land bezet houden.
Nu lezen we dat Guyana voet bij stuk houdt om zich aan te sluiten in de rij der landen die onze visgronden aan het plunderen zijn. We lezen dat de Guyanese regering, nu de beloofde visvergunningen van Surinaamse zijde uit zijn gebleven, tactieken gaan toepassen om Surinaamse bedrijven die op Guyanese grond zakendoen, het leven zuur te maken. Het doen van zaken door deze bedrijven zal moeilijk worden gemaakt door drempels die de Guyanese regering nu zal opwerpen. Dat zal dienen als ‘retaliation’, dus als wraak, naar de Surinaamse regering toe, omdat de Surinaamse regering uiteindelijk toe heeft gegeven aan de terecht gezette druk van de vissector hier te lande.
De houding van de Guyanese regering, als hetgeen hierboven is geschetst waar mocht zijn, kan op zijn zachtst uitgedrukt als laag worden bestempeld. We hebben eerder hier gesteld dat in tegenstelling tot wat achtereenvolgende presidenten na Jules Wijdenbosch denken, Georgetown geen vriend is van Paramaribo. De Guyanese regering kan de Surinaamse regering ten enen male niet dwingen om visvergunningen aan Guyanezen uit te geven.
De Guyanese regering, waaronder de landbouwministers, beweren dat door een bezoekende regering beloftes zijn gedaan dat 150 visvergunningen zouden worden uitgegeven. Deze visvergunningen zijn niet uitgegeven, omdat de Surinaamse visbedrijven daar zwaar protest tegen hebben aangetekend. Elke regering die op democratische wijze regeert is verplicht om rekening te houden met de gevoelens van de nationale bedrijven in deze sector. Toen de kritiek op de Surinaamse regering weer terug in Suriname te heftig werd, is door haar verklaard dat er geen beloftes aan de Guyanese regering zijn gedaan.
In de Guyanese kranten heeft toen gestaan dat er bewijzen zijn dat beloften wel zijn gedaan. Wij vragen ons af welk karakter en vorm deze beloften dan wel hebben. Wij weten zeker dat er tussen de regeringen van beide landen er geen bilaterale overeenkomst inhoudende de visserij is getekend. Hoe kan een land dan bewijs hebben, dat door een bezoekende regering, verklaringen zijn afgelegd? Het kan dat er officiële notulen zijn gemaakt door de ontvangende regering die weliswaar niet mede geaccordeerd zijn door Surinaamse autoriteiten. Maar, het kan ook zo zijn dat de Surinaamse leden van de regering zijn vastgelegd op de tape…zonder dat zij het wisten.
We speculeren, want alhoewel de Guyanese minister beweerde dat er bewijzen zijn, zijn die aan de media niet gepresenteerd. Notulen van meetings van geheime video/audiobanden kunnen niet aan de media worden verstrekt. In elke geval zijn de visvergunningen, die mogelijk zonder goede voorbereiding en impulsief mondeling wellicht zijn toegezegd op een of andere wijze, niet verstrekt. Suriname en met name de minister van LVV behoorde in voorzichtig gekozen bewoordingen, met dus inachtneming van hetgeen eerder in Guyana was besproken, zijn counterpart in Guyana, puur uit beleefdheid, te hebben ingelicht dat uitgifte van vergunningen onderworpen is aan een nadere nationale beschouwing gelet op de gevoelens van de nationale vissector waarmee de regering gehouden is rekening mee te houden. En in tweede instantie zou dan aangegeven kunnen worden dat voor de korte en middellange termijn de kansen heel klein zijn dat visvergunningen zullen worden verstrekt.
Suriname is zijn visgronden aan het verkwanselen, wordt gezegd, omdat die EEZ (Exclusieve Economische Zone) door haar uitgestrektheid niet door Surinaamse autoriteiten als de Kustwacht en de Marine kan worden gecontroleerd. Suriname weet dus dat illegalen in zijn wateren stropen. Surinaamse bedrijven hebben vergunningen en er zijn visverwerkingsbedrijven in Suriname. Suriname heeft het recht en is zelfs vanwege de visserijwetgeving verplicht om weloverwogen visvergunningen uit te geven. Daarbij moet rekening worden gehouden met de ontwikkeling van de visstand. De visserijwetgeving verplicht de regering dat zij in het openbaar middels publicaties, verantwoording aflegt over de verschillende soorten visvergunningen die ze uitgeeft.
De Surinaamse regering is op bezoek gegaan bij de Guyanezen en daarbij zijn ook afspraken gemaakt over een brug. De Guyanese regering lanceert regelmatig berichten in de lokale media over de bouw van de brug zonder dat aan deze kant dezelfde openheid van zaken is. Over de bouw van de brug over een rivier die compleet bij laag water aan Suriname behoort, zijn ook vraagtekens. Bijvoorbeeld gaat het dan om de vraag van de ownership (eigendom) van de brug. In elk geval zien we weer dat binnen de Caricom het voor economische activiteiten er steeds problemen zijn voor Surinaamse bedrijven. Het enige voordeel wat duidelijk merkbaar is binnen Caricom is ongetwijfeld het zonder visum kunnen bezoeken van de landen. Nog steeds is het niet mogelijk, een kleine groep uitgezonderd, om zonder werkvergunningen in de wederzijdse territoria te werken.
Onze foreign affairs moet een rationeel beleid opmaken met betrekking tot de grenslandenpolitiek, waartoe een land behoort dat al 50 jaar lang ons land bezet houdt. In elk geval zou het als zeer laag te bestempelen zijn als de Guyanese regering de Surinaamse bedrijven in Guyana zou pesten, met het oogmerk dat deze bedrijven de Surinaamse regering onder druk zetten om de vergunningen toch uit te geven. Maar, met dit alles is de uitspraak van een diplomaat in de vorige eeuw wel duidelijker geworden: dat Nederlandstalig Suriname geopolitiek bekeken zich in de spagaat van de Caribbean en Zuid-Amerika in vijandig politiek vaarwater begeeft. En dat zou een reden temeer moeten zijn geweest om in 1975 met de besluitvorming over de onafhankelijkheid, niet zo kort door de bocht te gaan.