Minister Wopke Hoekstra van Buitenlandse Zaken heeft maandag 5 september schriftelijk gereageerd op schriftelijke vragen van het BIJ1 Tweede Kamerlid Sylvana Simons. Simons had op 22 augustus elf vragen aan de bewindsman gesteld over interne Surinaamse aangelegenheden, vooral financiële aangelegenheden zoals de afspraken van Suriname met het IMF (Internationaal Monetair Fonds), en “staatskasfraude”, de inflatie en armoede onder het volk, aan de vooravond van het tweedaagse bezoek komende week van premier Mark Rutte aan Suriname.
Simons vraagt zich in haar tweede vraag af of de Nederlandse bewindslieden wel weten, “dat Suriname sinds mei 2016 (eerste aanvraag om noodkredieten bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF)) feitelijk in een faillissement status verkeert? En dat sinds 2013 internationale banken hun zogenaamde ‘correspondent bank relatie’ met Surinaamse banken hebben beëindigd?”
Nederland steunt succesvolle schuldherstructurering
Het antwoord van minister Hoekstra luidt: “In het internationaal recht bestaat er geen classificatie voor een ‘faillissement’ van een soeverein land. Wel heeft het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in een recente Artikel IV consultatie (2021) de overheidsschuld van Suriname als ‘onhoudbaar’ geclassificeerd. Het IMF heeft daarom als voorwaarde van het lopende programma ter waarde van $688 miljoen opgenomen dat Suriname met crediteuren afspraken moeten maken over herstructurering van de schuld zodat deze wel houdbaar is. Nederland heeft zich binnen de Club van Parijs (CvP) ingezet voor een succesvolle schuldherstructurering. De CvP en Suriname hebben in juni 2022 een akkoord bereikt over de herstructurering van bilaterale schulden. Suriname is momenteel in gesprek met haar andere crediteuren (waaronder China en de private sector) over een schuldherstructurering op vergelijkbare voorwaarden als de herstructurering met de CvP. Vanuit de CvP is de eis dat er sprake is van zogenaamde “comparability of treatment”. Ja, wij zijn bekend met de trend waarbij wereldwijd correspondent banking relaties afnemen, ook in Suriname. Correspondent banking betreft relaties tussen banken onderling waar de Nederlandse overheid geen toezicht op houdt of verantwoordelijkheid voor heeft.”
Ook vraagt het BIJ1 Tweede Kamerlid zich af of Hoekstra kennis draagt dat in mei 2018 de Nederlandse Douane €19,5 miljoen van Suriname in beslag heeft genomen. Het helder antwoord van de minister op deze vraag is “Ja”.
Hoekstra is bekend met financiële situatie van Surinaamse volk
Simons wil ook een reactie van Hoekstra op de hoge inflatie in Suriname en de waardedaling van de Surinaamse dollar. Hoekstra: “Cijfers van het Internationaal Monetair Fonds laten zien dat de inflatie, zoals gemeten aan de hand van de consumentenprijsindex, sterk fluctueerde de laatste drie jaar. In 2021 lag deze stijging op 59,1%, in 2020 lag dit cijfer op 34,9% en in 2019 was dit 4,4%. Het terugdringen van inflatie is één van de doelstellingen van het IMF-programma. Het is bekend dat de Surinaamse munteenheid sinds september 2020 een sterke waardedaling heeft ondergaan. Onderdeel hiervan was het besluit van de Centrale Bank van Suriname om de wisselkoers in september 2020 aan te passen. Dit was onderdeel van een breder pakket aan maatregelen van de regering Santokhi.”
Vraag 5 van Simons: “Heeft u meegekregen dat het volk van Suriname in een verergerde vorm van armoede moet leven?” Hoekstra weet, zo is zijn antwoord, dat de koopkracht van het Surinaamse volk is afgenomen.
“Staatskasfraude”
In de vragen 6, 7, 8 en 9 gaat het Tweede Kamerlid in op een niet nader gespecificeerde ‘staatskasfraude’ en dat er volgens haar voldoende grond zou zijn tot strafrechtelijke vervolging‘. “In het kader van het voorgenomen staatsbezoek aan Suriname door de minister president in september 2022 acht ik het van belang te weten welk standpunt de Nederlandse regering zal innemen. Kunt u voor uw vertrek aan de Kamer laten weten wat het standpunt van het kabinet is?
Vraag 8 Bent u het met ons eens dat een expliciete standpuntbepaling wenselijk is?
Vraag 9 Respecteert Nederland artikel 1 lid 2, tweede volzin, van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten van de Verenigde Naties, hetwelk bepaalt dat ”In geen geval mag een volk zijn bestaansmiddelen worden ontnomen”? Zo ja, bent u bereid publiekelijk te verkondigen, dat door de feiten zoals in het dossier (dossier van Drs. Biharie MA getiteld ‘Oppenheimer Leningen Deel 1’),vaststaan niet kan worden uitgesloten dat de regering van Suriname onder leiding van president C. Santokhi zich waarschijnlijk schuldig heeft gemaakt aan een ernstige vorm van staatskasfraude?”
Het antwoord van Hoekstra op die vragen is helder en voor de hand liggend: “Het is niet aan Nederland om aan waarheidsvinding te doen ten aanzien van een zaak die in een ander, soeverein land speelt en hier een oordeel over te vellen. Het is aan het Surinaamse Openbaar Ministerie om te besluiten een strafrechtelijk onderzoek in te stellen en vervolgens te besluiten of het tot vervolging overgaat. Momenteel lopen in Suriname verschillende onderzoeken naar fraude gepleegd binnen de publieke sector.”
Doorgang
Op de laatste vraag van Simons of Hoekstra vindt, dat het bezoek van premier Mark Rutte wel doorgang kan vinden “onder de thans bekend staande feiten en omstandigheden”.
Ook het antwoord van de minister op deze vraag ligt voor de hand: “Het aankomende bezoek betreft een werkbezoek waartoe de minister-president is uitgenodigd door president Santokhi tijdens diens werkbezoek aan Nederland in september 2021. Deze bezoeken vinden plaats in het kader van de goede bilaterale betrekkingen, mede op basis van de bijzondere gedeelde geschiedenis.”
De vragen van Simons had zij overigens op 22 augustus schriftelijk ingediend. Wat de achterliggende gedachte van dit op 31 januari 1971 in Paramaribo geboren Tweede Kamerlid is geweest bij het opstellen van de vragen is niet geheel duidelijk. Ze schetst een zeer negatief beeld van Suriname, van de regering, en gebruikt grote woorden.
Het heeft er alle schijn van dat ze had gehoopt dat het bezoek van premier Rutte aan Suriname niet zou doorgaan. Ze had kunnen weten dat dit ijdele hoop was.
- Overigens maakte Sylvana Simons zelf onlangs wel deel uit van een delegatie Tweede Kamerleden die een paar dagen op werkbezoek was in Suriname om zich wat te verdiepen in het slavernijverleden, vooruitlopend op het bezoek van premier Rutte komende week. Daar had het Tweede Kamerlid kennelijk geen bezwaar tegen, ondanks de financieel-economische situatie waarin het land verkeert, de “staatskasfraude”, inflatie en heersende armoede onder de bevolking….
PK