Suriname heeft na de onafhankelijkheid al ruim 47 jaar ervaring met de samenwerking met Nederland. We zeggen vaak, dat er hechte historische banden zijn met Nederland en dat is ook zo. Die hechtheid bestaat hem voornamelijk hierin: ongeveer 300.000 mensen met een Surinaamse oorsprong zitten in Nederland. Volgens de Nederlandse statistiek autoriteiten heeft iemand een Surinaamse oorsprong als tenminste 1 ouder in Suriname is geboren. De mensen met Surinaamse oorsprong hebben in hun maatschappelijk functioneren en op de arbeidsmarkt hun specifieke problemen die te maken hebben met gelijke kansen en toegang. Deze groep is voor een deel daarover zeer assertief. Vandaar dat indirect Suriname op de Nederlandse politieke agenda zal zijn.
De hechte banden bestaan hem ook hierin, dat een groot deel van de reizigers en toeristen naar Suriname bestaat uit Nederlanders met een Surinaamse achtergrond. Dat zal zo blijven zolang de stroom van jongeren en volwassenen naar Suriname blijft aanhouden. Maar de Surinaamse regeringen moeten heel nuchter zijn in de inrichting van onze internationale ontwikkelingssamenwerking en ten aanzien van de plaats die men daarin aan Nederland wenst toe te wijzen.
De afgelopen 47 jaren zijn een belangrijke leerschool en leveren behoorlijk veel materiaal voor de burelen van Buitenlandse Zaken in Paramaribo. Surinamers die in hun land sociaal werk doen kunnen familieleden en vrienden overzee bereid krijgen voor hulp in bepaalde sectoren. Die hulp bestaat uit afgeschreven materiaal dat nog bruikbaar is. Verder dan dat zal de ontwikkelingssamenwerking niet gaan. Er zijn weinig succesvoorbeelden in de afgelopen 40 jaar bekend die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat door een gemeenschappelijke geschiedenis en taal, overheidsprojecten tot duurzame ontwikkeling kunnen leiden, los van de medische missies. Zo is Paramaribo in hout opgetrokken om te zijner tijd te vergaan. De infrastructuur en architectuur die in 1975 in Suriname werden nagelaten komt nergens in de buurt van wat er overzee in eigen land ter beschikking was. Ook de wetgeving liep op verschillende gebieden ver achter. De industriële capaciteit was gericht op dividenduitkering in Europa.
Daarna werd duidelijk dat er structureel weinig vertrouwen was en is in het Surinaams overheidsapparaat. Dat heeft ook onder ‘oranjegezinde’ regimes geleid tot spanningen en verkoeling.
Na 47 jaar moeten we concluderen dat Nederland wel een focus van samenwerking kan blijven, maar dat het niet binnen de EU op nummer 1 dient te staan. Daarvoor ontbreekt het basale respect dat wederzijds aanwezig moet zijn.
Een ander aspect is ook dat de Nederlandse regering geen vriendelijke houding heeft jegens de voormalige staatsburgers uit het koninkrijk. Er is zelfs een vijandige houding vanuit Nederland richting Surinaamse staatsburgers. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de vernedering wanneer Surinamers hun familie, kinderen of kleinkinderen in het Europees land willen bezoeken en de prijs die men daarvoor moet betalen. Maar, het blijkt ook uit de voorwaarden waaronder het koninklijk bedrijf KLM op de route tussen de landen, tickets verkoopt aan Nederlanders en aan Surinamers. Er is sprake van discriminatie: wij moeten duurder betalen voor een ticket en krijgen minder ruimte voor bagage (een tweede koffer).
Maar, over het algemeen is er vanuit Nederland, waar er meer technische expertise op verschillende gebieden aanwezig is, structureel onder verschillende soorten regimes, geen respect voor Surinaamse counterparts.
Het belaste verleden van slavernij en uitbuiting van mensen en andere hulpbronnen van het land, staat in de weg en leidt tot ongemakkelijke situaties. Daarin zal binnen de korte tijd geen verandering komen.
Intussen is in België ook een opkomende Surinaamse aanwezigheid te bemerken. De mensen worden in België niet slecht behandeld, integendeel. In Suriname hebben we heel regelmatig te maken met stagiaires; deze hebben het ook naar hun zin. In België is het hoofdkwartier van de EU gevestigd. Een deel van België is ook Nederlandstalig (Vlaams). De ervaring leert dat de samenwerking en omgang met België en Belgen veel laagdrempeliger en praktischer is dan die met Nederland. Er is veel meer ruimte om met begrip voor de verschillende wederzijdse realiteiten, low hanging fruits te plukken. België heeft Suriname veel te bieden, de communicatie verloopt veel vlotter. De verheven houding die er is vanuit Nederlanders (van allochtone en Surinaamse afkomst) is er niet in de relatie met de Belgen. Er is minder gepraat, er zijn kortere inleidingen en er is ruimte om concreet over specifieke zaken te praten.
Wat we eigenlijk willen zeggen is dat de Surinaamse regering een goed bezoek moet brengen aan de Belgische regering oftewel de Vlaamse regering of die hier moet uitnodigen. Alle ministeries moeten aan elkaar worden gekoppeld. De agenda van van samenwerking van alle ministeries en de ondersteunende stichtingen etcetera moet centraal vanuit het Kabinet van de President worden voorbereid. Een brede samenwerking tussen beide regeringen zal niet leiden tot gespannen situaties over kolonialisme en neokolonialisme en kan rekenen op een breed politiek draagvlak.
Na een brede Memorandum of Understanding tussen de Surinaamse en de Vlaamse regering, gaan alle ministeries en stichtingen etcetera aan de slag. Vanuit het Kabinet van de President worden dan elke 4 maanden de vorderingen streng in de gaten gehouden. De Surinaamse ambassade in Brussel moet voor dit doel versterkt worden. Er moet in Brussel een stevige ambassadeur met ervaring worden gestationeerd, niet een jongeman die nog levenservaring moet opdoen laat staan niet beschikt over enige diplomatieke ervaring. Steden waar veel VN-organisaties hoofdkwartieren bij elkaar hebben, moeten ook goede ambassades (permanente missies) hebben met speciale attaches die in goed contact staan met de respectieve ministeries en deze ook technisch vertegenwoordigen. We denken dan aan Washington DC en Genève. Ambassades met weinig rendement kunnen daarvoor in de plaats worden opgedoekt. Zo heeft het geen zin om alleen voor culturele samenwerking ergens in een land een ambassade te hebben. De economische samenwerking en consulaire dienstverlening moeten aan top staan.
Maar terugkomend, we roepen de regering op om voor de brede samenwerking waarbij alle ministeries met Europese counterparts gekoppeld zijn, België op nummer 1 te zetten. Door de houding van de Belgen zal dit tot 20 maal meer resultaat leiden dan de mislukte, verstopte en verziekte Holland- lijn. België moet uitgenodigd worden om een volwaardige diplomatieke missie (ambassade) in Suriname op te zetten. Belgen moeten meer uitgenodigd worden om Suriname als destinatie aan te doen. De focus moet ook verschuiven naar investeerders uit België, maar onder goede voorwaarden om het FAI-debacle te voorkomen.