Kleine ondernemers met een jaaromzet tot SRD 1 miljoen of minder zijn niet verplicht periodiek aangifte te doen en is evenmin verplicht Belasting over Toegevoegde Waarde (BTW) te betalen. Aan de andere kant heeft hij ook niet het recht op aftrek van voorbelasting.
In de ontwerpwet BTW die nu in behandeling is in de Nationale Assemblee, wordt zo’n kleine ondernemer als het ware beschouwd als een particuliere consument. Bij de bepaling van de omzetgrens worden de verschillende economische activiteiten van dezelfde natuurlijke persoon, de ondernemer als een geheel beschouwd.
Hetzelfde geldt voor rechtspersonen die een eenheid voor de wet vormen door hun financiële en organisatorische verbondenheid, evenals de niet-rechtspersoonlijkheid bezittende combinaties zoals een maatschap, Vennootschap onder firma (Vof) en Coöperatieve vennootschap (Cv). De wet wil hiermee voorkomen, dat een ondernemer zijn economische activiteiten gaat splitsen om gebruik te maken van de regeling. De regeling geldt uitsluitend voor de in Suriname woonachtige of gevestigde ondernemer.
Op de ondernemer rust wel de verplichting zich terstond te registreren op het moment waarop hij een omzet van meer dan SRD 1 miljoen heeft behaald. Volgens de ontwerpwet heeft de minister van Financiën de mogelijkheid om de omzetgrens aan te passen, bijvoorbeeld in geval van inflatie.
BTW over meeromzet
Als een ondernemer in een kalenderjaar een omzet van meer dan SRD 1 miljoen heeft behaald, is hij alleen over de meeromzet BTW verschuldigd. Gedurende de daaropvolgende twee kalenderjaren blijft de ondernemer dan verplicht om aangifte te doen en de verschuldigde btw te betalen met tevens het recht op aftrek van voorbelasting. Dit ook indien in die jaren de omzetgrens van SRD 1 miljoen niet wordt overschreden. Hiermee wordt voorkomen dat, uit voornamelijk praktische overwegingen, ondernemers gedurende een bepaalde periode (2 jaar) kunnen wisselen van vrijgestelde positie naar belaste BTW-positie en omgekeerd.
In gevallen waarbij een ondernemer normaliter een jaaromzet heeft van meer dan SRD 1 miljoen, maar gedurende een bepaald kalenderjaar de omzetgrens niet heeft behaald, biedt de wet hem de mogelijkheid dat hij door de Inspecteur der Belastingen op eigen verzoek kan worden vrijgesteld van BTW-heffing voor het daaropvolgend jaar. De toestemming van de Inspecteur dient uiterlijk 30 dagen na indiening van het verzoek bij beschikking worden verleend.
Recht op aftrek van voorbelasting
Het kan voor een ondernemer die de omzetgrens van SRD 1 miljoen niet overschrijdt, toch aantrekkelijk zijn om niet onder de vrijstellingsregeling te vallen. Met name het recht van aftrek van voorbelasting is hierbij van belang. Bijvoorbeeld in geval van een startende onderneming waarbij een behoorlijk bedrag geïnvesteerd moet worden. Indien de ondernemer niet onder de vrijstellingsregeling valt, kan hij de in rekening gebrachte BTW in aftrek brengen. Hij moet wel een schriftelijk verzoek indienen bij de Inspecteur der Belastingen ter verkrijging van de benodigde toestemming voor een periode van minimaal 2 jaar.
De behandeling van de ontwerpwet BTW wordt vandaag, dinsdag 30 augustus, voortgezet in de Nationale Assemblee. Het debat zal zich voornamelijk concentreren rond de hoogte van het BTW-tarief in samenhang met de twee bijlagen behorende bij de wet die regelen welke goederen en diensten vrijgesteld zijn van BTW en welke onder het nul-tarief vallen.
SS