Onlangs verscheen een artikel in Dagblad Suriname geschreven door de FOLS-president, Marcellino Nerkust, met als kop: “Doorgestroomd met een bar slecht rapport; wat nu in het volgende leerjaar?” In gesprek met Dagblad Suriname werd de FOLS-president in de gelegenheid gesteld om dieper op dit onderwerp in te gaan.
Doorstromen zonder iets daarvoor hoeven te doen
Nerkust geeft allereerst aan, dat het gevoel van doorstromen zonder iets daarvoor hoeven te doen, leeft bij de kinderen. Hij is gepensioneerd leerkracht, maar geeft parttime les op de Hoofdakte opleiding in Suriname. Daarbij begeleidt hij studenten in het laatste jaar (aanstaande leerkrachten op de basisschool) die in hun stageperiode zijn. Daarvoor worden scholen bezocht. Op een school wenste hij de leerlingen succes en zei tegen ze, dat zij hun best moesten doen om met een mooi rapport naar huis te gaan. Hierop antwoordden enkele leerlingen in koor: “We gaan gewoon naar de volgende klas, wij gaan doorstromen.”
“In feite zegt het kind, ik hoef m’n best niet te doen, want ik ben al in de volgende klas”, stelt Nerkust. Hij vraagt zich daarom af of er bij het doorvoeren van ‘doorstromen’ wel goed hierover is nagedacht. Hij geeft aan de gedachtegang van de minister wel te begrijpen. “Drop-out is voor haar een vraagstuk en alle kinderen moeten dus mee worden genomen. Maar, het zorgpunt is wanneer het kind de leerstof niet beheerst en rode cijfers heeft voor verschillende vakken en in het volgende leerjaar terecht komt.”
De leerkracht gaat volgens hem dus geconfronteerd raken met kinderen van het vorige leerjaar die de leerstof niet beheersen. Daarbij zal in gedachten gehouden moeten worden, dat er niet op alle scholen sprake is van kleine klassen, zegt Nerkust. In sommige klassen zijn er 30-35 leerlingen. Dit heeft volgens hem ook een multiplier-effect. De leerkracht zal gedifferentieerd bezig zijn. “Hoe lang ga je dit als leerkracht volhouden?”, vraagt Nerkust zich af.
Hadden we dit min of meer niet zien aankomen?
“Je moet meegaan met wat er in de wereld gebeurd, maar moeten we met alles direct meegaan?”,vraagt Nerkust zich af. Hij geeft aan, dat Suriname nog een land in ontwikkeling is en ook nog door een crisis gaat. Volgens hem moeten de vernieuwingen dus afgestemd worden op de omstandigheden. Doorstromen en het voortgangsrapport is volgens hem voor velen opeens gegaan.
“Dit demotiveert kinderen, ouders begrijpen er totaal niets van. Er zijn ouders die zeggen “ik vind dat me kind de klas moet overdoen”. Aan de hand van de cijfers is het kind niet geschikt voor het volgende leerjaar. Als het kind doorstroomt, is het uiteindelijk mooi om te zeggen dat kinderen verschillende richtingen op kunnen gaan, maar beheerst het kind in de negende leerjaar de leerstof wel, die hij de afgelopen jaren heeft gehad?”
Hoeveel tijd zal een leerkracht kunnen geven aan een kind met minder capaciteit?
Nerkust zegt hierop, dat hij vreest dat een leerkracht niet voldoende aandacht aan het kind zal kunnen geven. Dit gaat volgens hem richting individueel onderwijs. In een klas van 30-35 leerlingen op de basisschool ziet hij dat niet lukken. Vooral in de lagere klassen, waar kinderen bijvoorbeeld hun klanken niet kennen. Kinderen die bijvoorbeeld een andere taal spreken, zoals Portugees. Nerkust vraagt zich af wat er met die groep gaat gebeuren, want die zijn ook doorgestroomd. Volgens hem zou eerst een pilot van het nieuw onderwijssysteem op verschillende scholen gedraaid moeten worden, om de knelpunten te identificeren, alvorens echt van start te gaan hiermee.
“Met dit systeem kun je wel drop-outs krijgen”
De minister wil met dit systeem geen drop-outs. Maar, worden er wel betere leerlingen gecreëerd? Hierop zegt Nerkust, dat je met dit systeem wel drop-outs kunt krijgen. Kinderen kunnen volgens hem gedemotiveerd raken om naar school te gaan als ze de leerstof niet beheersen.
Aan de FOLS-president werd verder gevraagd hoe het doorstroming systeem in goede banen geleid kan worden. Volgens hem zal een commissie benoemd moeten worden om de vernieuwingen te evalueren. De commissie zal volgens hem onder andere moeten bestaan uit schoolleiders, leden van de inspectie en onderwijsdeskundigen.
Twee gewezen ministers van Onderwijs gaven aan, dat het negende en tiende leerjaar geen wettelijke basis heeft. Hierop wenste Nerkust niet in te gaan. Wel gaf hij aan, dat het sowieso een probleem zal worden, als dit inderdaad geen wettelijke basis heeft.
SK