Door het ministerie van Economische Zaken, Ondernemerschap en Technologische Innovatie (kortweg EZ) voorheen Handel en Industrie is recent herdacht het 75-jarig bestaan van het ministerie. De viering is groots aangepakt en dan moet zeker nagegaan worden wat de wapenfeiten zijn van het ministerie door de jaren heen.
Nu ligt de nadruk alleen op de prijzen in de winkels. De prijzen stijgen ongebreideld in de winkels, er zijn geen maatregelen en geen oplossing daarvoor. De handel heeft dus vrij spel en het gevoel is er bij de bevolking, dat de regering niet durft op te treden tegen de handel. Onder de critici zijn ook mensen die aangeven dat de functie van prijszetting, zo die functie nog bestaat, reeds achterhaald. Het ministerie zal namelijk nooit over genoeg mankracht en middelen beschikken om alle winkels regelmatig te onderzoeken en terug te keren voor verificatie.
De Economische Controle Dienst (ECD) heeft te kampen met een zwaar integriteitsprobleem en is er sprake van demotivatie. Ook al zou controle een oplossing kunnen zijn, onder de gegeven omstandigheden zijn degelijke controles niet haalbaar.
Bovendien past het beleid van prijszetting niet bij het vrije marktsysteem dat geacht wordt gangbaar en van toepassing te zijn. Er moeten dus andere mechanismen als vrije en eerlijke concurrentie worden toegepast om prijzen beheersbaar te houden. Maar, ergens moet er enig inzicht zijn in een land met zeer hoge voedselinflatie in de opbouw van de prijzen van goederen. Dan denken we vooral aan de import, maar de indruk bestaat dat de import een zware politieke lobby heeft en zich rechts en links inkoopt.
Het grootste wat eigenlijk op het bord van EZ ligt is de ease of doing business. De regering tilt niet zwaar aan de ease of doing business. De laatste keer dat we een spanning zagen was tijdens de opening van de Jaarbeurs in de periode 2005-2010 tussen de minister en de voorzitter van KKF. Zo een spanning hebben we niet meer gezien. De ease of doing business staat op de agenda van de regering maar de regering is nooit begonnen aan een programma voor herstel van onze zeer lage positie op de ease of doing business index. Er moet een begin worden gemaakt en met een plan dat gedragen wordt door alle stakeholders, want het gaat meerdere regeringsperioden overschrijden. Het zal een complex, maar uitvoerbaar programma worden met maatregelen, interventies en ook wetgeving. We horen al jaren niets van de regering op dit vlak.
Maar bij 75 jaar is het toch handig om even de taken van het ministerie de revue te laten passeren. Een van de taken is de bevordering van de binnenlandse en buitenlandse handel waaronder het import- en exportbeleid. We zien dat er met betrekking tot de effecten van de binnenlandse handel er geen tevredenheid is onder de burgerij, omdat die gebukt gaat onder steeds hoger wordende prijzen van levensmiddelen. De buitenlandse handel wordt niet op adequate wijze gestimuleerd oftewel er zijn geen succesverhalen hieromtrent bekend. Met betrekking tot de import en de export, is de indruk dat de nadruk in Suriname vooral ligt bij het importeren van allerlei goederen en het ophemelen van al die goederen alsof ze uit het paradijs komen.
De export wordt in Suriname niet bevorderd. Ondernemers kunnen zelf op zoek gaan naar partners in het buitenland, maar die kijken naar de regering. Die heeft ambassades en consulaten en ministeries die de kansen niet zien liggen. De regering kan door zwakte en onvermogen de ondernemers niet helpen. Het beleid met betrekking tot de handelspolitiek staat ook op het bord van het ministerie. De handelspolitiek is onduidelijk en we zouden zeggen dat er geen handelspolitiek is in Suriname. Het ministerie heeft tot taak verder om de invoervergunningen, uitvoervergunningen en deviezenvergunningen te verlenen, maar wanneer het handelsbeleid niet duidelijk is, dan vragen we ons af op basis waarvan vergunningen worden verleend. Het effect van het handelsbeleid is niet zichtbaar in de zakenwereld.
En dan komen we bij het beleid inzake beheersing van de kosten van levensonderhoud en het toezicht op handels-, industriële- en dienstverlenende activiteiten. Het beleid is onduidelijk althans het effect daarvan is niet zichtbaar. Het toezicht moet gebaseerd zijn op up to date wetgeving. De vaststelling van prijzen is nog steeds een taak van het ministerie. De beheersing van en de controle op prijzen is in elk geval een taak van het ministerie.
Ook moet er controle zijn op kwaliteitsnormen, maar welke zijn dat in Suriname? Er moet industriebeleid worden ontwikkeld en de bevordering van de industriële sector, maar welke maatregelen met effect zijn er op dat stuk in uitvoering? De nadruk van de industriële sector moet liggen op de exportgerichtheid van deze sector. Maar, we zien dat industriële ontwikkeling en export met succes door bepaalde ondernemers met goede ingangen wordt onderdrukt. Het ijkwezen en de waarborg van het gehalte van al dan niet bewerkt goud en zilver is een ander beleidsgebied waarover waarschijnlijk niet veel bekend is en er niet veel klachten zijn.
Maar, we hebben wel de indruk dat er niet veel wordt gebakken van een andere taak: het beleid ten aanzien van en de bevordering van ambachtelijke industrieën.
Al met al is onze conclusie bij 75 jaar dat aardig wat fundamenteel werk niet wordt aangepakt. Maar, dat alles hangt af van het kader dat aanwezig moet zijn en capabel moet zijn om beleid te formuleren en de uitvoering daarvan voor de te bereiden en te laten uitvoeren.