Vele jongeren vragen zich af van waarom bepaalde activiteiten niet meer gehouden kunnen worden. “Alles draait nu om politiek, werken, benzinekosten, koers en wat de vorige regering heeft gedaan. Niets en niemand gaat vooruit alleen, maar achteruitgang en bedrijven die het opgeven”, zegt Jansen. Hij is achttien jaar, werkt en is in zijn vrije tijd vaak bezig met zijn broertje.
“In mijn jeugd heb ik nog enkel leuke dingen meegemaakt, waar veel kinderen niet van weten noch van hebben gehoord. Ik moet zeggen jeugd, omdat de situatie mij vrij snel volwassen heeft gemaakt. Die bekende vliegerwedstrijd die jaarlijks werd gehouden heb ik in geen tijden meer gezien. Daaraan deed ik vaak mee. Mijn vrienden en ik waren enthousiast in de vakantie om dat mee te maken. Op zo een manier konden wij ons talent en onze creativiteit presenteren aan de wereld of het land. Ook konden wij wat centjes verdienen. Naast de competitie probeerden wij ook enkele vliegers te maken voor de verkoop. Het werd toen ook een competitie met al die moderne dingen. Je had ook anderen die met moderne vliegers kwamen, maar wij gaven de hoop niet op. Nu zijn geen van die dingen er meer. Je ziet enkele mensen nog vliegers verkopen, maar je ziet geen mensen die ze kopen. Kinderen zijn niet meer geïnteresseerd en weten niet meer hoe het is om te vliegeren”, benadrukt Jansen in gesprek met Dagblad Suriname.
“Die dingen kunnen voor mij en ik denk voor velen terugkomen.” Jansen geeft verder aan, dat hij zijn broertje wel heel veel dingen heeft geleerd. “Ik speel vaak met mijn broertje, waaronder voetbal, basketbal, memory, soentie, waka tjopoe en nog enkele andere spelletjes van vroeger. Hij vindt ze heel leuk. Intussen zijn wij ook bezig een vlieger te maken om die samen op te zetten, zodra deze af is. Zijn gezichtsuitdrukking maakt mij heel blij. Misschien als men zich meer gaat concentreren op leuke activiteiten met kinderen in plaats van de dagelijkse dingen, kan men nog ontstressen”, aldus Jansen.
“Ik hield mij ook bezig met alle dagelijkse dingen en maak mij nog steeds druk over mijn toekomst, maar wij verdienen allemaal een pauze.”
Anderen jongeren geven in een gesprek aan, dat zij het leuker zouden vinden als er vaak een sportdag gehouden kon worden, maar het liefst in hun omgeving. “Het zou leuk zijn. Op zo een manier leer je alle kinderen kennen van de buurt”, zegt Diyan. Hij is tien jaar en geeft aan dat niemand in zijn omgeving speelt.
“Spelen kan ook niet overal, het sportveld zit vol met vuil en bebossing. Niemand maakt het schoon. Ik vraag mijn vader om het te maaien, maar hij zegt dat hij het niet meer alleen gaat doen, want niemand van de buurt die hem ziet is gewillig om te helpen. Dus alles staat er verlaten bij. Het zou daarom ook goed zijn dat mensen samenwerken. Als de kinderen samen spelen in een buurt is er een eenheid, op zo’n manier blijven wij ook bij elkaar als wij groter zijn geworden en werken wij ook samen. Maar, nu denkt een ieder als de mensen van tegenwoordig, wachten op anderen en kijk wat er gebeurt”, benadrukt Diyan.
“Ik hoop dat de mensen een beetje anders gaan denken, want ik wil niet dat mijn toekomst zo saai eruit ziet.”
TM