Deel 1
De slavernijgeschiedenis van Nederland
“Dienstbaar aan de keten?”, met als ondertitel: “De Nederlandse Bank en de laatste decennia van de Slavernij, 1814-1863”, is het resultaat van een onderzoek naar het slavernijverleden van Nederland, vervat in een paperback van 248 pagina’s.
Keti Koti 2022
De publicatie werd rond 1 juli 2022 in Nederland gepresenteerd. Het is een geschiedenis van De Nederlandsche Bank waarin de auteurs bijzondere aandacht schenken aan het verband met slavernij, zowel als factor in de economie en als onderwerp van politiek debat. De bank hoopt met het onderzoek een bijdrage te leveren in de maatschappelijke discussie over de Nederlandse-slavernijgeschiedenis.
Het onderzoeksteam
Dr. Karwan Fatah-Black, universitair docent Sociale en Economische Geschiedenis aan de Universiteit Leiden, heeft het onderzoek geleid.
De wetenschapper werd bijgestaan door Lauren Lauret, onderzoekster bij de University College Londen en universitair docente Nederlandse Geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Universitair docent Joris van den Tol van Queens’ College, Cambridge University en docent Economische Geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen, behoorde maakte ook deel uit van het onderzoeksteam.
Lezing
Wetenschapper Fatah-Black werd naar Suriname afgevaardigd om het onderzoek en het daaruit voortgesproten boek te presenteren, te belichten en te peilen hoe de productie overkomt in Suriname. Op 11 juli jongstleden verzorgde de onderzoeker een lezing in een ontvangstruimte van het Nationaal Archief Suriname.
Nederlandse samenleving
Aan het begin van zijn inleiding had de onderzoeker het over de toespraak van president Klaas Knot van De Nederlandse Bank (DNB) die op 1 juli in verband met de herdenking van de afschaffing van de slavernij werd uitgesproken tijdens de presentatie van het boek aan de Nederlandse samenleving.
Excuses
Knot: “Namens De Nederlandsche Bank bied ik vandaag excuses aan alle nazaten van tot slaaf gemaakte in Nederland, in Suriname, in Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, in Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Excuses aan alle mensen die door de persoonlijke keuzes van ook mijn voorgangers herleid werden tot hun huidskleur. Excuses aan alle mensen die vandaag nog steeds de gevolgen hiervan dragen.”
DNB in 1814 opgericht
Inleider Fatah Black had het erover, dat DNB niet betrokken was bij het slavernijverleden van Nederland. De Centrale Bank van Nederland werd in 1814 opgericht. De slavernij liep toen al ten einde. Koning Willem Frederik Prins van Oranje-Nassau had de gang daarnaartoe in beweging gebracht.
Financiewezen te stroomlijnen
Volgens de spreker had DNB geen beleid ten aanzien van de trans-Atlantische slavernij. Het was op het moment van de oprichting van de bank duidelijk, dat de slavernij afgeschaft zou worden. De DNB had geen vertegenwoordiger in Suriname. Het bankwezen in Suriname viel buiten de verantwoordelijkheid van DNB.
West-Indische Bank Suriname
Wel is het zo, dat de in 1828 opgerichte West-Indische Bank Suriname het octrooi van DNB als voorbeeld nam. Het werd opgericht om het financiewezen te stroomlijnen. In Suriname waren er allerlei rekeningen te vereffenen. DNB was als bank betrokken bij het uitbetalen en innen van wisselbrieven. De Surinaamsche Bank opgericht in 1865 was ook niet verbonden aan DNB.
Betrokkenheid
De huidige DNB-leiding wilde graag weten wat de rol van de bank was bij het slavernij instituut. Het onderzoek is gericht op de Nederlandse Bank en haar medewerkers binnen de bank. Gekeken werd naar betrokkenheid van het bankpersoneel bij het slavernijverleden.
Raakpunten
De Nederlandsche Bank was in de negentiende eeuw dienstbaar aan de Nederlandse handelsbelangen en het Ministerie van Koloniën. De particuliere betrokkenheid van de bestuurders van DNB bij de slavernij, of in een uitzonderlijk geval bij de strijd voor de afschaffing, blijkt. Geconcludeerd wordt, dat er raakpunten zijn tussen de bank en de geschiedenis van slavernij, meer niet. In de analen van de bank, komt het woord slavernij niet eens voor.
Noord en Zuid-Nederland
De koning hield zich bezig met het opbouwen van een ‘nieuw koninkrijk’ de oprichting van DNB staat daarmee in verband. Er werd in termen van een wereldimperium gedacht. De idee was om de om de handel van het koninkrijk op te trekken. De verwerking van producten vond in het industriële Zuiden van het land plaats. Het Noorden dat rijk was aan handelscontacten werd belast met verkoop en distributie.
Amsterdams kapitaal
Voor De Nederlandse Bank werd opgericht was Amsterdam het financieel/banken centrum van Nederland. Van de 16 personen die geld investeerden in DNB had menigeen belangen in Suriname en de slavenhandel. Twee van hun waren in Suriname geboren.
Surinaamse investeerders
De oprichting van DNB ging niet van een leien dakje. De planters en andere belanghebbenden hebben zich lange tijd verzet tegen de afschaffing van de slavernij. Aan de onderhandelingstafel wisten zij eisen en voorwaarden ingewilligd te krijgen. Het geeft enige tijd geduurd voordat zij kapitaal investeerden in DNB, zodat die kon functioneren.
Kapitaal
Tijdens het navorsen werd duidelijk, dat de lijst van de eerste, grote investeerders in DNB, die bepaalden wie de eerste bestuurders van de bank zouden worden, in de Raad van Commissarissen zouden zitten, werd aangevoerd met namen die herkenbaar waren in Suriname.
Geld verdient uit de slavernij
Zo werd het geld waarmee De Nederlandsche Bank werd opgericht, voor een deel verdiend met slavernij. Zo aanvaardde De Nederlandsche Bank producten van de plantages, zoals koffie en suiker, als onderpand voor een lening. En zo betaalde De Nederlandsche Bank bij de afschaffing van slavernij, in opdracht van het Ministerie van Koloniën, compensatie uit aan voormalige plantage-eigenaren. Met onder hen ook bestuurders van De Nederlandsche Bank.”
Wordt vervolgd
HD