Deze week hebben in Suriname onderhandelingsbesprekingen plaatsgevonden tussen de Surinaamse regering en de zogeheten Oppenheimer bondholders over schuldherschikkingen. Over de inhoud van de onderhandelingen is weinig tot niets bekend geworden dan alleen, dat die constructief waren en dat vooruitgang is geboekt richting het overbruggen van verschillen tussen partijen. Wat wel bekend is, zijn de posities waarmee partijen de onderhandelingen in Paramaribo zijn begonnen. Die posities zijn gebaseerd op de voorstellen die partijen eerder op de onderhandelingstafel hebben gelegd.
In mei hebben de Oppenheimer bondholders te kennen gegeven niet mee te kunnen gaan met het voorstel van Suriname voor een verlaagde “haircut” (korting) op de totale uitstaande schulden, die ondertussen zijn opgelopen tot een bedrag van ruim US$ 800 miljoen.
Voorstel en tegenvoorstel
Suriname heeft in februari een 40% korting op de totale uitstaande schulden voorgesteld, en het resterend bedrag in 5 gelijke termijnen terug te betalen. De eerste aflossing zou op 30 maart 2026 worden gedaan en daarna jaarlijks tot 2030. De coupons (rente) zouden halfjaarlijks plaatsvinden, te beginnen in september dit jaar tegen 2% rente tot het jaar 2026, en daarna oplopend naar 6% tot 2029 en 8% in het laatste jaar in 2030. De Bondholders hebben hierop een tegenvoorstel gedaan voor een 10% “haircut”, een nieuwe looptijd van 10 jaar, en een halfjaarlijkse couponbetaling tegen een rente van 8.75%.
De zogeheten Oppenheimer obligatieleningen zijn door de vorige regering aangegaan tegen rentes van respectievelijk van 9,875% voor de lening van US$ 125 miljoen en 9,25% voor de lening van US$ 550 miljoen. De looptijden van deze obligatieleningen verlopen respectievelijk in 2023 en 2026. De Surinaamse regering en het comité van bondholders voeren sinds enige tijd onderhandelingen om de obligatieschulden te herschikken.
Compensatie via VRM
In het voorstel van de Surinaamse regering voor een 40% korting op de totale uitstaande schulden, was ook opgenomen dat de bondholders gecompenseerd zouden worden met toekomstige olie-gerelateerde inkomsten. Dit wordt de Value Recovery Mechanisme (VRM). Er wordt dus waarde gecreëerd voor de schuldeisers. Het VRM zou echter alleen gericht zijn op het compenseren van de nominale verliezen van de schuldeisers; de compensatie kan een bepaald maximumbedrag niet overschrijden, waarbij bovendien pas zal worden overgegaan tot compensatie nadat de initiële olieinkomsten ten goede komen aan de bevolking. Verder moet de VRM als een instrument worden gezien om tot een eerlijke win-win-oplossing voor zowel Suriname als de schuldeisers te komen. Zo stelde de Surinaamse regering toen.
De bondholders hebben met betrekking tot de VRM eerder laten weten in principe mee te kunnen gaan met de juridische structuur van het voorgestelde mechanisme. Over de economische voorwaarden ervan wilden ze nader onderhandelen.
Minister Armand Achaibersing heeft donderdag laten weten, dat de bespreking de komende weken zullen worden voortgezet. Een maand of twee geleden hadden partijen de hoop uitgesproken in juni tot een vergelijk te kunnen komen. Kwalificaties als “constructieve besprekingen” en “vooruitgang geboekt” zijn ook al gebruikt bij eerdere onderhandelingsrondes. Van belang bij onderhandelingen is dat zaken niet vastlopen.
SS