Er is in DNA gisteren wetgeving in behandeling genomen die productschappen zal introduceren in het land. Waar hebben we ‘schappen’ weer gehoord? Ja, bij de waterschappen. Dat zijn beheersorganisaties met een lokale strekking, ingesteld om de lokale waterhuishouding in brede zin te beheren, te monitoren en daaromtrent advies te geven en dialoog te voeren. Alle stakeholders zijn dan in deze schappen vertegenwoordigd.
Zijn de waterschappen met name in Nickerie gericht op de rijstsector een succesverhaal? We zouden ze in elk geval geen succesverhaal kunnen noemen. Wellicht zijn we niet goed geïnformeerd, maar de waterschappen zijn geen factor die hebben gezorgd voor een probleemloze waterhuishouding in Nickerie. Het probleem van niet-functionerende pompen en gemalen is onderdeel van de vaste klaagzang van de rijstboeren. In deze verhalen komen de waterschappen totaal niet voor. Er zijn ook geen hoge verwachtingen naar deze waterschappen toe.
Er is een foute benadering in Suriname naar wetten en instituten zoals ‘schappen’ en autoriteiten. Bepaalde Surinamers denken dat wanneer een wet is goedgekeurd, de problemen als sneeuw voor de zon zullen verdwijnen. Ze gaan ervan uit dat wanneer een instituut of een autoriteit bij wet is opgericht, het instituut op zich acties gaat beginnen te ondernemen. In alle gevallen draait het om mensen, die niet alleen kundig, maar ook van goede wil en niet malafide moeten zijn. Wetten moeten worden nageleefd en gehandhaafd. Instituten moeten worden bemenst en het zijn dan de mensen die bepalen of zo een instituut zal functioneren of niet. Het oprichten van productschappen die gericht zullen zijn op sectoren en subsectoren, zal op zich nog niks veranderen aan productie- en productiviteit vergroting. Het zal geheel en al afhangen van de mensen die in het bestuur zullen zitten.
Wij hebben geen hoge verwachtingen van productschappen in Suriname, omdat de traditie in het land ontbreekt om de productie met oprechtheid aan te pakken. Belangen van personen genieten de voorkeur.
Vermeld moet worden dat productschappen hebben bestaan in Nederland, maar inmiddels daar zijn afgeschaft.
Een productschap was in Nederland een publiekrechtelijke organisatie van de bedrijven die eenzelfde grondstof in opeenvolgende stadia bewerken. Dat heten dan bedrijven in dezelfde ‘productiekolom’. Een productschap had publiekrechtelijke status, dat wil zeggen dat het gezien kon worden als een bestuursorgaan. Dat betekent dat dit orgaan ook de bevoegdheid had om belastingen te heffen en bepaalde regels vast te stellen (zoals verordeningen, beschikkingen). Tegelijkertijd fungeerde het productschap als een belangenorganisatie voor bedrijven in de branche en ook als adviesorgaan voor de overheid.
De term productschap werd in Nederland hoofdzakelijk gebruikt in de branches die werken met landbouwproducten. In gevallen, waarbij het bedrijf tot een segment in meerdere productiekolommen behoort (dus gemengd is) sprak men van een bedrijfschap. In het regeerakkoord van 2012 werd door de regerende partijen overeengekomen, dat de product- en bedrijfschappen per eind 2014 opgeheven zouden worden. Ook heffing die door deze organen hanteerde werd afgeschaft. Per 1 januari 2015 zijn alle product- en bedrijfschappen bij wet opgeheven in Nederland.
Wat kan een productschap allemaal doen? De productschappen werden geraadpleegd wanneer wetgeving werd gemaakt die op het gebied van de sector lagen. Ook hielpen de productschappen research en onderzoek in de sector financieren. De productschappen waren ook verantwoordelijk voor bekende reclamespotjes waarmee sectorale producten werden gepromoot zoals kippenvlees. De productschappen konden in Nederland ook heffingen invoeren en werden daarmee onderzoeken gefinancierd. De productschappen hielden zich ook bezig met het verhogen van de productiviteit (efficiency) in de bedrijven in de sector te verhogen. In Suriname hebben we een bureau voor de standaarden die richtlijnen kan uitvaardigen voor producten uit bepaalde sectoren. Bij het ontwerpen van deze richtlijnen werden de productschappen in de sectoren geraadpleegd in Suriname. Ook met certificeringen (milieulabels, sociale labels) hielden de productschappen zich bezig.
Er bestond al enige tijd kritiek op de schappen. Bedrijven klaagden over de hoge verplichte bijdrage (heffingen). Men vond dat publiekrechtelijke organen ondemocratisch zijn ondanks de vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers in het bestuur van de schappen zaten.de Nederlandse regering was op gegeven moment van oordeel, dat taken publiekrechtelijke organen alleen uit zouden voeren met een publiek belang. Dat betekende, dat productpromotie, opleiding en onderzoek niet tot het werk van publieke organen behoren. Per 1 januari 2014 zijn de publiekrechtelijke taken van de agrarische productschappen voor de uitvoering van het Europese landbouwbeleid ondergebracht bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Deze maatregel is genomen in het kader van het opheffen van de product- en bedrijfschappen per 1 januari 2015. In Suriname kunnen productschappen een meerwaarde hebben, maar hun werking moet om de 5 jaren worden geëvalueerd.
Ook blijven we erbij dat alles staat en valt met de bemensing en dat is een uiterst zwak punt in Suriname. Vast staat wel, dat met een productschap we nog geen hoge productie of productiviteit krijgen.