De afgelopen week is door de Guyanese regering bekend gemaakt dat het minimumloon per maand vastgesteld wordt op USD 287 per maand. Dat komt neer op een bedrag van SRD 6.000 per maand. In Suriname is recent het minimumloon ook opgeschroefd naar SRD 20 per uur en dat komt neer op USD 0.9. De grens van het berekenen van de werkende armen in de wereld is vastgesteld op 1 USD en 2 USD per dag. In Suriname komt het neer op een werkdag van 8 uur op 7.20 USD per dag.
Op basis van 200 uren arbeid per maand komt het Surinaams minimumloon op USD 180 per maand. De levensstandaard in Guyana zou dus zeker 50% boven die van Suriname moeten liggen op dit moment. Het zou kunnen liggen aan de instroom van de petrodollars, maar de minimumlonen zijn meer bedoeld voor de private sector. Het zijn dus de bedrijven die deze loontarieven moeten betalen. Suriname behoort samen met Guyana, Jamaica, Barbados, Trinidad en Bahamas tot de more developed countries (mdc) van de Caricom. Dat staat in het oprichtingsverdrag van de Caricom. In 2020 waren van de mdc’s volgens de Wereldbank Guyana, Jamaica en Suriname ‘upper middle income’ landen (hoger midden inkomenslanden). Veel Caribische eilanden zitten ook in deze categorie. De Bahamas, Barbados en Trinidad zijn volgens de Wereldbank hoge inkomenslanden.
Op Jamaica is het minimumloon verhoogd naar 7.000 Jamaicaanse dollar per week, dus 28.000 per maand oftewel USD 184, min of meer gelijk aan die van Suriname. Op de Bahamas, Barbados en Trinidad liggen de minimumlonen gemiddeld op USD 840, USD 600-800 en USD 450. Dat zijn behoorlijk hoge minimumlonen vergeleken met Suriname. In de groep van de more developed countries van de Caricom zit dus Suriname wat de minimumlonen betreft aan de onderkant met Jamaica, daarna volgen Guyana, Trinidad, Barbados en de Bahamas.
We zien dat vanuit Suriname er weinig beweging is om in de rijkere Caribische economieën te gaan werken. Een verklaring zou kunnen zijn de onbekendheid met deze landen, er gaat geen zuigingskracht vanuit deze landen naar Surinamers. Een verklaring zou ook kunnen zijn de taal. Die taaldrempel is minder bij een economie die veel sterker is dan de grote Caricom-landen namelijk Nederland en België. Er is wel een trek vanuit Suriname naar deze landen. Suriname behoort dus tot de lage-lonen-landen in de regio. Dat is in termen van investeringen een voordeel, want in vergelijking met andere landen hoeven ondernemers minder aan werknemers in Suriname te betalen. Dat is een pluspunt om investeerders aan te trekken, maar we zien vaak dat ondernemers klagen dat ze werknemers zoeken, maar die niet kunnen vinden. Dan zijn er jonge mensen die afstuderen en naar werk zoeken en klagen dat ze geen werk kunnen vinden.
De investeringen die blijven ook uit in Suriname. Er zijn economische projecten, maar die zijn vanaf het begin van deze nieuwe regering omgeven in een waas van geheimzinnigheid en controverse. Eerder zagen we ook dat in de regionale gemiddelden Suriname tot de landen behoort met de hoogste inflaties, zodanig zelfs dat ze uit de grafieken wordt weggelaten omdat dit voor een vertekend beeld zal zorgen voor de regio. Ditzelfde zien we voor Guyana, maar in positieve zin: bij het gemiddelde van de bbp-groei wordt die van Guyana weggelaten, omdat ook dat voor een vertekend groeibeeld zal zorgen. Bij de bbp-groei zien we dat Suriname de laagste groei in de regio heeft. Suriname is dus een zeer slecht presterende economie.
Aan de andere kant is het minimumloon onder de laatsten onder de more developed countries in de Caricom. Het minimumloon is een graadmeter om de sociale situatie en de armoede in een land vast te stellen.
Daarnaast zien we dat Suriname steeds meer te maken krijgt met overstromingen. Het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV) heeft het nog niet door, maar er zijn burgers die hun arealen met multicyclus-gewassen hebben zien doodgaan. Zo lagen in bepaalde gebieden citrus- en andere vruchtbomen, lange tijd onder water waardoor ze afstierven. Er zijn dus gebieden in Suriname die ongeschikt zijn voor landbouw. Door de regering moet een besluit worden genomen om de bestemming van gebieden die structureel onderlopen te wijzigen. Het is namelijk gemakkelijker om met afwatering deze gebieden om te zetten tot woongebied, dan om ze te behouden als landbouwgebied. We hebben vernomen dat door het ministerie van Openbare Werken wetgeving wordt voorbereid met strenge regels voor verkavelingen. Dat is nodig, omdat ordening op dit stuk noodzakelijk is. Maar, er moeten geen onoverkomelijke drempels opgeworpen worden om ongeschikt geworden landbouwgebied, om te zetten tot woongebied.
We zien dat Suriname in de Caricom een zeer zwak landbouwbeleid heeft. Dat is al tientallen jaren zo en daarom is de verwachting er niet dat dit in de toekomst zal veranderen. Suriname heeft voor de vorm een LVV-minister die soms een schijnbeweging maakt met trainingen etcetera, maar baanbrekende zaken zullen van dit ministerie niet komen zolang Surinamers het voor het zeggen hebben.
Al met al schept dit alles een zeer somber beeld van de stand van zaken in Suriname tegen het naderen van bijna 2 jaar van deze regering. Intussen zien we ook een versnelde vervaging van de christelijke normen en waarden, omdat politici menen dat het geen zonde is als men in het openbaar zonder berouw zondigt. De komende generaties kennen in Suriname een gebrekkige opvoeding (thuis en in het formeel onderwijs), het leiderschap is niet razend sterk, waardoor voor de toekomst weinig te verwachten valt aan verandering. Ondernemers kijken al over de grenzen en de vraag rijst of ze wel terug hebben gegeven aan Suriname. Intussen zien we wel dat het Caribisch gebied een andere richting opgaat. We zien ook meer bewustwording en een helderder beeld over klimaatverandering, geschetst door mensen die op hun eilanden willen blijven. In Suriname staan de beleidsmakers met dubbele paspoorten met de bal aan de voet, maar de blikken gericht op KLM en Holland.