Op 1 juni 2022 is een initiatiefvoorstel krachtens artikel 78 van de Grondwet (S.B. 1987 no. 116, gewijzigd bij S.B. 1992 no. 38) door de Assembleeleden: A. Gajadien, G. Jordan en N. Jhakry bij DNA ingediend. Opvallend, is dat het voorstel op 1 juni 2022 is gedagtekend en op dezelfde dag bij DNA is ontvangen, maar dat daarin als indieningsdatum 31 mei 2022 staat vermeld. Zoals daaruit is af te leiden, beogen voornoemde initiatiefnemers te bereiken, dat er regels komen ter beëindiging van het lidmaatschap van volksvertegenwoordigende organen.
Het is bekend, dat er in de achterliggende periode al aardig wat te doen is geweest betreffende de grondgedachte tot vorenbedoeld initiatiefvoorstel, zijnde het terugroeprecht van politieke organisaties. Ik wil in herinnering brengen, de mislukte pogingen van meerdere politieke partijen, maar vooral van de Pertjajah Luhur om overgelopen Assembleeleden terug te roepen, veel stof heeft doen waaien.
Gezien wat daarmee nadrukkelijk wordt beoogd, was het te verwachten dat het betreffende initiatiefvoorstel vooral tegenstanders van het “Terugroeprecht” in beweging zou brengen. Vooral bij het DNA-lid E. Belfort van de ABOP blijkt het initiatiefvoorstel niet in goede aarde te zijn gevallen. Volgens zijn verklaring wordt er vanuit de ABOP meegewerkt aan realisering van de initiatiefwet, omdat deze wetswijziging meer bedoeld is om hem als Assembleelid terug te roepen.
Voorts is Belfort nadrukkelijk de mening toegedaan, dat volgens de voorgestelde wijzigingen, de Partijraad tot hoogste orgaan wordt verheven om over te gaan tot royement van gekozen volksvertegenwoordigers, waardoor er dus inbreuk wordt gedaan op grondwettelijke bevoegdheden van het Parlement. Immers is volgens artikel 5 van de ontwerpwet één van de gronden voor terugroeping, “royement of elke andere wijze van beëindiging van het lidmaatschap van de politieke organisatie”.
Volgens de initiatiefnemers is de wetswijziging ingediend, vanwege in de huidige wet – en regelgeving voorkomende onvolkomenheden, die onder meer een deugdelijke terugroeping van volksvertegenwoordigers in de weg staan. Op zich lijkt er sprake te zijn van een legitieme reden voor de wetswijziging; echter moet serieus ervoor worden gewaakt, dat deze wet geen willekeur en rancune in de hand gaat werken en dat critici niet omwille van partijbelangen worden geweerd. Objectief bezien, zou het de initiatiefnemers beter sieren, indien zij zouden overgaan tot om ook de vele wetten en regels, die het land onnodig veel geld kosten en als discriminerend kunnen worden aangemerkt, als initiatiefwet in te dienen; in welk kader onder meer aan het volgende valt te denken.
- De kwestie van de dubbele (riante) salarissen terstond aanpakken; het moet niet zo zijn, dat er sprake is van “wie het kruis heeft…”.
- Het drastisch aanpassen van de wet, inzake emolumenten en voorzieningen van gewezen ministers en raadsadviseurs. Deze wet is afgekondigd op 10 juni 2010 door ex-president, R.R.Venetiaan en ex-minister van Binnenlandse Zaken, M. Hassankhan.
- De regeling dat ex-ministers en beleidsmakers de door hun gebruikte dienstauto’s tegen getaxeerde waarde mogen kopen, dient onmiddellijk afgeschaft te worden. Deze regeling kost het land steeds meer deviezen, die hard nodig zijn voor andere noodzakelijke voorzieningen voor land en volk.
- De alom omstreden Kieswet objectief wijzigen. De Kiesregeling (S.B. 1987 no. 62, gewijzigd bij S.B. 2010, no. 29) en het Kiesbesluit (S.B. 1987, no. 62, laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2010, no. 37) dienen terstond naar redelijkheid en billijkheid aangepast, c.q. gewijzigd te worden. Het is hoopgevend, dat de President tijdens het VHP congres van 29 mei j.l. publiekelijk heeft bekendgemaakt, dat de wet tot wijziging van de Kieswet binnen enkele weken zal worden ingediend in DNA. Ik breng U in herinnering, dat de Presidentiële commissie “Evaluatie Kiesstelsel haar bevindingen al in april 2018 aan de voormalige President heft aangeboden. Vermeldenswaard is, dat ook ik in enkele eerdere artikelen concrete voorstellen heb gedaan, inzake bedoelde en gewenste wijzigingen, die dringend zijn vereist.
Algemeen geldt dan ook, dat elk Kiesstelsel dat als onrechtvaardig wordt ervaren en niet de juiste weerspiegeling van de volkswil geeft, zonder meer dient te worden aangepast, c.q. gewijzigd. Afstappen van het districtenstelsel naar een landelijke evenredige vertegenwoordiging impliceert, dat elke Surinaamse stem evenveel gewicht krijgt. Alle Surinamers dienen in gelijke gevallen immers gelijk te worden behandeld.
Tenslotte wordt nog met klem ervoor gepleit om voornoemde aanpassingen, c.q. wijziging van de Kieswet en ons Kiesstelsel behoorlijk gepaard te doen gaan van eindelijk een deugdelijke kiezersadministratie.
Gezien het voorgaande, wordt dezerzijds van harte gehoopt, dat voornoemde initiatiefnemers alsnog voortvarend ertoe zullen overgaan om ook aan de voorgestelde aanpassingen en wijzigingen op aanvaarbare recht te doen.
Roy Harpal