Tijdens de regering Bouterse werd de indruk gewekt dat de staatskas boordevol zat. Er werden projecten gerealiseerd, pakketten uitgedeeld, buitenlandse reizen gemaakt, kortom het land leek prima te functioneren en de mensen leken tevreden.
Achteraf bleek pas dat er ontzettend veel geld was geleend, dat de schulden en de te betalen rente enorm waren, dat bedrijven die projecten hadden gerealiseerd nog niet waren uitbetaald, dat de salarissen niet meer betaald konden worden, dat de pakketten waren betaald van geleend geld, kortom het volk kwam erachter dat ze op de pof hadden geleefd, dus in een zogenaamde veilige zeepbel, die plots uit elkaar spatte. Het gevolg hiervan was angst, economische crisis en armoede.
De ene beerput na de andere wordt geopend. Er is vanaf het begin aan het volk uitgelegd dat Suriname er financieel slecht voor staat en dat het jaren zal duren voordat het land uit de crisis is. Ik krijg echter de indruk dat dit feit niet echt tot de mensen doordringt. Men wil niet geloven en vooral niet accepteren. Men wil op de oude voet doorgaan van hebben en krijgen en de ogen sluiten voor de werkelijkheid en roept daarom nog steeds om de vorige president. Men loopt te klagen en eisen: vakbonden die stampei maken en meer geld eisen, her en der stakingen, mensen die achterstallig of meer loon, eisen. Een onderwijzeres op een onder water gelopen school, riep zelfs om ontberingstoelage in plaats van om hulp voor de school. Vrouwen die niet werken en niet bijdragen aan de ontwikkeling van het land, zetten achter elkaar kinderen op de wereld en vragen om sociale steun en kinderbijslag, hetgeen een enorme aanslag is op de staatskas. Elke regering heeft te kampen gehad met wateroverlast in het binnenland en ondergelopen straten in Paramaribo. Niemand heeft dit probleem tot nu toe kunnen oplossen. Het wordt elk jaar erger.
Ook deze regering heeft aandacht voor dit probleem en ieder hoopt en bid dat het ze wel zal lukken om een oplossing te brengen. Echter, terwijl ze hiermee bezig zijn, krijgen ze vele verwijten over zich heen: ‘Ze doen niets of niet snel genoeg.’ Kortom er wordt van een failliet land continu geld geëist. Bovendien verwacht men dat elke eis binnen een dag gerealiseerd moet worden.
Dat komt omdat de mensen van de vorige regering gewend waren dat het geld alsmaar rolde. Wat de eisers echter vergeten is, dat alles werd gerealiseerd van geleend geld. En toen dat geleende geld op was en niemand ze meer geld wilde lenen, hebben ze deze hebie gedumpt op het bord van de huidige regering.
Elke keer als ik al deze eisen hoor, vraag ik me af of de mensen echt niet weten wat het betekent, als er wordt gezegd dat een land failliet is of in een economische crisis verkeert. Men gedraagt zich alsof er niets aan de hand is en vertrouwt erop dat de regering het geld wel wegens vandaan zal halen.
Hoewel banken vertrouwen hebben in de huidige regering en daarom bereid zijn hen geld te lenen, wil deze regering niet dezelfde fout maken als de vorige. Ze willen niet op de pof gaan leven en het volk weer onderdompelen in een schijnwereld. Daarom proberen ze zoveel mogelijk zelf aan geld te komen om salarissen te kunnen betalen, land en volk te helpen, vooral de sociaal zwakkeren te ondersteunen en tegelijkertijd de schuldeisers zoet te houden door herschikking van de schulden te realiseren en de gevraagde rente af te lossen. Ik krijg de indruk dat dit niet wordt gewaardeerd, daar men alsmaar blijft roepen om geld.
Van een kale kip kun je geen veren plukken.
De minister van financiën heeft hier een zware dobber aan en hij doet zijn uiterste best om aan al die eisen tegemoet te komen. Dat mag echter niet betekenen dat men maar moet vergeten dat het land in een financiële crisis verkeert en het geld niet voor het oprapen ligt. Elke keer als er geld wordt vrijgemaakt, moet men zich blijven afvragen hoe de minister dit voor elkaar heeft gekregen en vooral dankbaar zijn dat het is gelukt.
Het is bewonderenswaardig dat het de regering tot nu toe is gelukt om ondanks de lege staatskas, telkens weer het benodigde geld op te hoesten. Men moet dit waarderen en niet klagen, verwijten en vooral geen onnodige eisen stellen.
Deels vind ik het best irritant dat velen voor struisvogel blijven spelen en weigeren in te zien dat ons land nog steeds kampt met een economische crisis. Maar aan de andere kant ben ik blij dat men geld durft te vragen omdat dat een teken is dat men diep in het hart erop vertrouwt dat het deze regering zal lukken om aan het benodigde geld te komen.
Deze situatie doet me denken aan hetgeen een van mijn kinderen eens tegen me zei. Ze vroeg om iets en ik zei dat ik er het geld niet voor had. Dat kind antwoordde: “Ma, jou zal het best wel lukken, jij hebt altijd ergens een reservepotje.” Ze had diep vanbinnen het vertrouwen dat haar ma wel aan het benodigde geld zou weten te komen. Netzo heeft dit volk diep vanbinnen het vertrouwen dat het deze regering op de een of andere manier wel zal lukken om het land uit de crisis te halen.
“Alen fadon ef a no fadon, anamoe no sa pina dringi watra (wat er ook gebeurt de regering zal zijn volk geen gebrek laten lijden). “
Josta Vaseur