President Chandrikapersad Santokhi heeft woensdag 1 juni in het perscentrum een werkgroep geïnstalleerd die wordt belast met het identificeren van de knelpunten en de ontwikkeling van het Matawaigebied. De groep bestaat uit vertegenwoordigers van de regering en van het traditioneel gezag.
De presidentiële werkgroep is een uitvloeisel van het bezoek dat het staatshoofd heeft gebracht aan granman Lesley Valentijn van Pusugrunu. Naast de vertegenwoordigers van de regering, neemt er uit elk dorp van het Matawaigebied een vertegenwoordiger zitting in de commissie om het gebied tot ontwikkeling te brengen.
De taak van de werkgroep is om ervoor te zorgen dat er slagvaardig, zonder ambtelijke bureaucratie, zaken worden aangepakt zodat de leefomstandigheden gunstig gemaakt kunnen worden voor de mensen in het gebied. De werkgroep is verder belast met het initiëren en uitvoeren van projecten. Als er gekeken wordt naar de rehabilitatie van de weg naar Pusugrunu, dan zullen er eerst ambtelijke zaken in orde gemaakt moeten worden voordat er gestart kan worden met de rehabilitatie.
De werkgroep en de mensen van het Matawaigebied zullen er samen voor zorgen dat de leefomstandigheden economisch weerbaar gemaakt worden. Vanuit het traditioneel gezag is aangegeven dat de bewoners van het gebied bereid zijn om te verhuizen naar hoger gelegen gebieden. De werkgroep zal hierbij de situatie analyseren zodat er fondsen vrijgemaakt kunnen worden bij de begroting van 2023. “Dit wil zeggen dat wij nu al moeten beginnen met de voorbereidingen van de operatie”, stelt Stanley Dijksteel, voorzitter van de werkgroep voor ontwikkeling van het Matawaigebied.
Er zal via het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij gekeken worden naar andere mogelijkheden om gewassen te planten zodat de bewoners voorzien zijn van voedsel.
Het team is voor de periode van een jaar ingesteld met mogelijke verlenging, afhankelijk van de prestatie. Er zal elke maand aan de president gerapporteerd worden. Het staatshoofd zal dan in overleg treden met de granman om de vorderingen aan te geven. “Als dit model lukt, zal het aangewend worden voor andere gebieden”, zegt Dijksteel.