Door Staatsolie is niet blij gereageerd op uitlatingen die door de de vicepresident, vp, zijn gedaan over het spuien van water in Brokopondo. De gemeenschappen in het stuwmeergebied hebben grote offers gebracht toen het stuwmeer werd aangelegd in de jaren ’60. Het was een grootscheeps programma dat Suriname voor altijd veranderde. Het had te maken met het kader dat er toen aanwezig was. Zo een project zouden wij heden ten dage met de politieke instelling en het ontbreken van kader nooit kunnen uitvoeren.
Bij het terugkijken van de beelden valt op dat men direct sprak over de economische bijdrage van het stuwmeer en de werkgelegenheid die het zou brengen…in exacte cijfers. Maar, het stuwmeer is aangelegd volgens de normen die golden in die tijd…volgens de geest van de jaren ’60. De assimilatiepolitiek was toen nog breed geaccepteerd, maar door de opkomst van de inheemse en de tribale volken en hun platform in de VN werd deze politiek verlaten en vervangen met de integratiepolitiek. De inheemse en tribale volken zijn niet verplicht op te gaan in de stedelijke bevolking van het land, maar mogen ze apart voortbestaan volgens hun eigen leefwijze. Ook mogen ze vanaf eind jaren ’80 ook zelfstandig hun eigen tempo van ontwikkeling bepalen en wat überhaupt voor hen ontwikkeling is. In elk geval hebben de marron gemeenschappen moeten verhuizen in eerste instantie voor het opkomende water in de jaren ’60.
De hedendaagse normen zijn, dat bij een verhuizing deze geneenschappen moeten worden vergoed en moet hun verhuizing ook door de Staat worden georganiseerd. Dat betekent, dat land van dezelfde kwaliteit moet worden gezocht en dat het bouwen van andere nederzettingen ook moet worden bekostigd door de Staat. Is dat allemaal toen geschied?
Het stuwmeer heeft zogenaamd ontwikkeling gebracht voor Suriname, maar wat heeft het gebracht voor de gemeenschappen die de offers hebben gebracht? In elk geval zou niet gesproken kunnen worden van ontwikkelde gemeenschappen, juist van kansarme gemeenschappen. Daarna zouden de gemeenschappen weer moeten verhuizen voor de grootschalige goudmijnactiviteiten. Tegenwoordig is de uitdrukking FPIC genoegzaam bekend, maar heeft de regering deze methode gebruikt om de gemeenschappen inspraak te geven in de economische activiteiten? FPIC staat voor vrije (free), voorafgaande (prior), op informatie gebaseerde (informed) instemming (consent).
Wat hebben de lokale gemeenschappen aan de goudmijnactiviteiten?
Bekleden mensen uit hun gelederen hoge functies in de goudmijnbouwbedrijven?
Hoeveel procent van de mensen uit de omliggende omstreken hebben beurzen en trainingen gehad zodat ze goede banen in het bedrijf kunnen bekleden?
Indien de lokale mensen werk vinden, is het dan als cao-personeel met goede arbeidsvoorwaarden of slechts als ingeleende krachten via bureaus die hen uitbuiten? We schrijven dit om te illustreren, dat er veel economisch activiteiten zijn in het binnenland, maar dat de bedrijven niet aantoonbaar zich houden aan de regels van de corporate social responsibility. En dat betekent niet dat men een beetje geld aan de gemeenschappen geeft.
De bedrijven die in het binnenland in achtergestelde gebieden actief zijn, moeten naast hun core business, veel energie ook steken in de lokale ontwikkeling, aan de degelijke werkgelegenheid van mannen en vrouwen en aan de scholing van de kinderen met beurzen. De kinderen moeten op kosten van de bedrijven naar school en niet naar de goudvelden voor illegale goudwinning. Er wordt geen energie hierin gestoken.
De corporate social responsibility geldt niet alleen voor de buitenlandse bedrijven, maar ook voor de nationale staatsbedrijven, zoals Staatsolie. We weten dat multinationals in landen met een zwak overheidssysteem de neiging hebben zich niet te houden aan de regels. Suriname heeft door gebrek aan kader en corruptie een zwak overheidssysteem.
Uit de vragen die in DNA gesteld worden over onafhankelijke auditing in de multinationals, zou geconcludeerd kunnen worden dat er geen vertrouwen is in de data die de regering ontvangt. Nu hebben we een grote offshore olieindustrie in ontwikkeling waar Staatsolie een belangrijke rol speelt. Staatsolie heeft namelijk het mandaat van de regering bij wet om namens de Staat Suriname alle oliedeals met partners te sluiten. De regering kan het een en ander volgen en het beleid van Staatsolie beïnvloeden via de commissarissen in de Raad van Commissarissen. Indien de directeur beleidsmatig niet in het gareel loopt, kan de regering hem ook afzetten.
We moeten ervoor waken, dat Staatsolie ook niet de neiging vertoont die over het algemeen de multinationals hebben naar zwakke overheidsadministraties toe. Want de sterkte van een regering wordt niet alleen bepaald door sterke ministers, maar vooral door sterk aanwezige kader. Staatsolie is nu eigenaar van de dam.
Door de waterkrachtcentrale te opereren is Staatsolie bezig in bijzonder inheems en tribaal gebied. De ontevredenheid van de lokale gemeenschappen is te begrijpen en de reacties zijn nog mild. De nadruk ligt teveel op dollars. De hoge lonen worden verdiend in het stedelijk gebied, het slachtoffer zijn de Surinamers in het achterland.
Indien Staatsolie de oorzaak is van de overstromingen, dan moet ze de schade die ontstaan is vergoeden. Het verwijt aan de SPC is dat men niet heeft gecommuniceerd met de lokale gemeenschappen, maar gewoon het water op ze heeft losgelaten. Wat zal de Staatsolie doen om het negeren van de lokale mensen van vlees en bloed te voorkomen? Er is niets daarover gezegd.