De draad is in Suriname weer opgepakt om een Kinderombudsinstituut (KOI) in Suriname in het leven te roepen. Het KOI zal bij wet worden opgericht. Nu blijkt, dat reeds in 2008 een wet geconcipieerd is op het ministerie van Justitie en Politie. Dat is ruim 14 jaar terug. De kinderen van toen zijn voor een deel volwassenen geworden. De vraag rijst dus waarom men zo lang in Suriname moet wachten voordat goede dingen gedaan worden. De wet zou al verschillende keren zijn aangepast. Nu weten we dat de perfecte wet niet bestaat en dat er altijd op een wet wat op en aan te merken valt. Soms denken mensen, dat een magische uitwerking uitgaat van wetten, dus dat wanneer de wet eenmaal in werking treedt, alle problemen die het wenst op te lossen, opgelost zullen zijn. Maar dat zal uiteraard niet zo zijn. Wanneer een wet wordt afgekondigd, dan moet het nog zijn plaats gaan innemen in de samenleving. Mensen moeten in de eerste plaats zich ervan bewust zijn, dat zo een wet bestaat en dat het bedoeld is om nuttig te zijn. De uitvoerders van de wet moeten ook gewend raken aan het uitvoeren en het controleren van de wet. En dat geldt dus ook voor instituten die we in het leven roepen. Met een instituut zullen alle problemen op dat gebied niet als sneeuw voor de zon verdwijnen. Instituten moeten bemenst worden. Die mensen moeten hun werk zonder vrees voor rancune of straf kunnen doen. Die voorwaarde dient aanwezig te zijn wanneer een organisatie onverbiddelijk moet zijn en kritisch haar werk moet doen. Ombudspersonen zijn vaak onderdeel van de overheidsorganisatie, maar ze behoren tot de meest kritische en onafhankelijk personen in de samenleving. Er worden al in het kader van het Kinderrechtenverdrag en andere VN-verdragen conclusies getrokken over het welzijn van kinderen in Suriname. Die conclusies worden getrokken nadat de Staat Suriname op de voorgeschreven wijze voldoet aan haar rapportageplicht. Maatschappelijke organisaties mogen bijdragen aan informatieverschaffing. Bij het rapporteren geven de regeringen antwoord op vragen die door de speciale VN-monitoringscommissie worden gesteld over specifieke situaties, in dit geval dus van de kinderen in Suriname. De Staat geeft antwoord in het rapport en maatschappelijke organisaties – in casu organisaties die voor kinderen opkomen – lezen mee en geven aan de VN door wanneer informatie niet klopt. Nu weten we dat er wel ngo’s (non-gouvernementele organisaties) zijn die in de praktijk zich toeleggen op zorg en opvang van kwetsbare kinderen, maar deze zijn niet gespecialiseerd of in staat om ook nog te blijven monitoren of de Staat Suriname waarheidsgetrouw antwoorden heeft gegeven. Maar, de VN heeft haar manieren om uit andere bronnen informatie te halen, zoals uit studies over kinderen die door de VN worden gesponsord. Ook worden in VN-commissieverband verder indringende vragen gesteld tijdens de verdediging van het rapport. Dit alles blijft monitoring van buiten uit. Met een Kinderombudsinstituut wil men waarborgen dat de nationale monitoring ook op adequate wijze plaatsvindt. De focal point van Suriname bij de VN wat betreft het Kinderrechtenverdrag, is het ministerie van SoZaVo (Sociale Zaken en Volkshuisvesting). Het welzijn van kinderen regardeert niet 1 maar meerdere ministeries. Dan denken we aan SoZaVo (hulp, opvang aan en begeleiding/rehabilitatie van kwetsbare kinderen), het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (vrij onderwijs, onderwijsondersteuning) en het ministerie van Justitie en Politie (kinderen die op verkeerde pad terecht komen of onderdeel zijn van crimineel milieu of slachtoffer worden van strafbare handelingen). Maar, we denken ook aan Volksgezondheid (geestelijke en lichamelijke gezondheid, voeding, suïcide), Arbeid, Werkgelegenheid en Jeugdzaken (kinderarbeid), Natuurlijke Hulpbronnen (kinderen in goudmijnen) en Regionale Ontwikkeling en Sport (kinderen in rurale gebieden en binnenland). Het kinderbeleid wordt gecoördineerd door het Bureau Rechten van het Kind dat valt onder SoZaVo. Dit bureau moet ervoor zorgen dat alle relevante ministeries met elkaar praten en elkaar ondersteunen. Er is recent ook veel bekendheid gegeven aan IKBeN oftewel het Integraal Kinderbeschermingsnetwerk. In dit netwerk onder SoZaVo, zitten alle belangrijke ministeries. Dus er zijn al centrale en coördinerende structuren maar waarschijnlijk zijn deze niet bedoeld voor kritische beschouwingen, maar meer voor het samenwerken, afstemmen en doorverwijzen naar elkaar. Een ombudsinstituut is bedoeld om kritisch vast te stellen of de verschillende onderdelen van de overheid, hun werk wel goed doen. Als ze tekort schieten, wat de reden ook mag zijn, dan staat dat in hun jaarrapporten worden genoemd. Daardoor vindt een kritische beoordeling van het functioneren van instituten voor kinderbescherming niet alleen internationaal plaats, maar ook nationaal. De VN zal de gegevens van het KOI gebruiken om zijn conclusies over het welzijn van kinderen in Suriname te trekken. Maar, een KOI heeft alleen zin als de leidinggevende personen en het instituut volledig afhankelijk zijn en als men ministeries en ministers mag ‘aanklagen’ voor nalatigheid of wanbeleid. Nu weten we dat wanneer directeuren door de politiek worden aangesteld en goed worden betaald er een vrees ontstaat om de weldoeners (de werkgever) boos te maken. Dat maakt dat instituten hun nut verliezen, overbodig worden of een puur symbolische waarde krijgen. De garanties moeten er zijn, dat het KOI geheel onafhankelijk is en kritisch mag zijn. Anders hoeven we geen KOI te hebben. Het KOI moet zodanig zijn, dat het niet doet wat anderen doen of moeten doen. Daarom denken we niet aan monitoren, promoten en bescherming van kinderrechten. Dat doen instituten in het systeem al zoals Bureau Rechten van het Kind of IKBeN. Een ombudsinstituut moet oordelen of de service naar de kinderen voldoet…en wie zijn werk niet doet waarvan het kind slachtoffer is. Het KOI moet klachten van kinderen en jeugdigen behandelen die betrekking hebben op de overheid en private organisaties in het onderwijs, de kinderopvang, jeugdzorg en de gezondheidszorg. Daarnaast kan een KOI mogelijke schendingen van het kinderrechten in Suriname onderzoeken. We moeten niet gaan voor een soft instituut om het werk van andere instituten te doen.