In DNA (De Nationale Assemblee) is vorige week de begrotingsbehandeling begonnen. Het algemene overheidsbeleid gaat dan over de gehele breedte voorbij. We merken dat het de regering toch wel is gelukt om na beleidsinterventies op het macro-economisch gebied de onstabiele situatie tot stilstand te brengen. We hebben al geruime tijd een stabiele koers voor de dollar, er is zelfs een terugval van de koers. Er wordt ook heel regelmatig aangehaald, dat er een overschot is aan dollars. Er worden voorstellen gedaan om de dollars op buitenlandse banken te storten en girale overmakingen te regelen richting Suriname.
Een overheidsmaatregel waarvoor de regering gecomplimenteerd moet worden is het hervatten van het schoolvoedingsproject dat ingevoerd was in de vorige regeerperiode. Politici uit het kamp van de vorige regering hebben het project uit gierigheid ten gronde gericht, dat heeft de vorige president laten blijken in uitspraken die door hem zijn gedaan. Er zijn volgens de verklaringen van de Onderwijs-minister ongeveer 40 scholen betrokken in een proefproject, maar terecht zegt een DNA-lid, dat er veel meer scholen in Suriname zijn. Het schoolvoedingsproject zal een belangrijke rol spelen in het tegengaan van de armoede in Suriname.
Op de scholen kan wat ons betreft gezond ontbijt en een goede voedzame lunch worden aangeboden. De Surinaamse vissers, pluimveekwekers en de verbouwers van groenten en fruit kunnen als vaste leveranciers dienen via een openbare inschrijving. Er zijn kinderen die ondervoed zijn in Suriname en met een lege maag naar school gaan. Daar zien ze andere kinderen genoeg eten kopen en dat zorgt voor een vertekende maatschappijvisie bij deze kinderen.
Het schoolvoedingsproject is een heel goede besteding, het is een investering in de Surinaamse jeugd. De onhebbelijkheid en corruptie die het vorige programma onder de regering Bouterse heeft verpest, moeten nu ver van het programma worden gehouden. Het eten moet aan de eisen van gezond eten voldoen. Daarvoor is er genoeg kader in Suriname aanwezig om week- of fortnight menu’s samen te stellen. Met het programma krijgen we een aanpak van het programma van ondervoeding bij kinderen. We herinneren ons dat aan het schoolvoedingsproject ook een schoolbegeleidingsprogramma verbonden was. Wij zien de noodzaak en het nut van zo een programma wel in.
Investeren in de jeugd vertaalt zich in een driedubbele winst in de vorm van een hooggeschoolde bevolking. Dat is een voorwaarde voor de ontwikkeling van een land. Suriname heeft een laaggeschoolde bevolking en een groot deel van de mannen valt uit uit het onderwijsproces. De minister van onderwijs heeft geen plannen bekendgemaakt om een helpende hand te bieden aan de jongens die vanaf de MULO al uit het systeem beginnen af te vallen.
De minister van Onderwijs heeft aangegeven, dat ze bezig is om de onderwijswetgeving in orde te maken. Hoe lang is het ministerie al niet hiermee bezig? We weten dat er een grote gap is tussen de arbeidsreglementering, die arbeid slechts toestaat vanaf 16 jaar. Deze grens voldoet aan de internationale normen. De grens bij onderwijs zit nog op 12. In Suriname is in de koloniale periode, toen het onderwijssysteem er heel anders uitzag, in Suriname een leerplicht ingevoerd. Het leren werd verplicht tot 12 jaar en was daarna niet verplicht. De leerplicht is een plicht om in een bepaalde setting te leren, het hoeft geen schoolsetting te zijn. Intussen wordt leerplicht begrepen als schoolplicht, maar staat dat niet zo uitdrukkelijk in de wet. Wat er dus moet gebeuren is, dat er een schoolplicht wordt ingevoerd tot 16 jaar. En dat de Staat verplicht wordt om basisonderwijs kosteloos te maken tot 16 jaar. Dat zou ook al aanbevolen zijn aan de Staat Suriname in het kader van de naleving van het Kinderrechtenverdrag. Er zijn van staatswege enkele voorzieningen getroffen voor kinderen van bepaalde huishoudens, zoals vervoer en kleding. Inschrijfgelden zouden nog zwaar drukken op grote gezinnen.
Er is nog geen sprake van gratis basisonderwijs in Suriname. In de nieuwe onderwijswetgeving moet basisonderwijs gedefinieerd worden als het onderwijs op VOJ-niveau, dus inclusief MULO, LBGO en LTS etcetera. Het schoolvoedingsproject moet ook reiken tot deze kinderen. En vanaf het middelbaar onderwijs moet voor bepaalde huishoudens een maandelijkse beurs worden gegeven. Eventueel moet dit terugbetaald worden als studenten besluiten om hun studie in het buitenland voort te zetten en niet meer terug te keren. Kunnen wij het budgettair wel aan? We zeggen dat het moet kunnen, omdat Suriname te maken heeft met een vergrijzing. Dat is recent naar voren gekomen bij de presentatie van het bevolkingsbeleid. Via het onderwijs moeten wij ons kader kunnen vasthouden.
De vergrijzing waarvan in Suriname sprake is, heeft te maken met de geboortecijfers in Suriname, de voortdurende exodus van jonge Surinamers, vooral de geschoolden die afstuderen van de middelbare school en van de universiteit. Maar,het zou ook te maken kunnen hebben met verbeterde leefomstandigheden van ouderen via het zorgsysteem en dus een verhoogde levensverwachting. Maar, indien van dit laatste geen sprake is, dan zijn de bepalende factoren migratie en een laag geboortecijfer. In elk geval is het duidelijk dat we onze jongeren niet kunnen vasthouden. De kentering scheen te zijn gekomen in de laatste perioden van president Venetiaan, vooral in de periode 2005-2010, maar die trots van de Surinamer is weggeslagen door de vernietiging van de economie in de periode na 2012 tot 2020. Waaraan het ook schort is het toekomstperspectief voor de jongeren die niet willen verhuizen, maar willen blijven. Die perspectieven zijn zeer smal in Suriname, omdat investeringen uitblijven en er geen hoogwaardige werkgelegenheid wordt gecreëerd. Jongeren blijven werkloos en dat zorgt voor demotivatie. De uitdagingen van deze regering met betrekking tot onderwijs en de jeugd zijn enorm. Het is geen kwestie van geld omdat Suriname niet veel kinderen en jongeren heeft. Het is een kwestie van politieke wil en of de regering het nuttig vindt om middelen aan jongeren van allerlei komaf te besteden.