Er is alom afwijzend en afkeurend gereageerd op de mogelijke financiering van activiteiten van 1 regeringspartij met staatsgelden. Er zouden daarover strubbelingen binnen de regering zijn en zouden aanvragen door de minister van Financiën terecht niet worden toegewezen. De vraag rijst echter hoe het kan dat in de Raad van Ministers deze uitgaven ten behoeve van de politieke partij worden goedgekeurd. De vicepresident (vp) heeft zwaar geprotesteerd tegen de kritische houding van de minister van Financiën. Hij zegt dat hij geld wil zien, daarvoor zou hij in de regering zitten, niet zomaar. De minister van Financiën heeft met cijfers aangetoond, dat het niet waar is dat hij relatief minder geld vrijmaakt voor ABOP-ministers dan andere ministers. Het tegendeel zou waar zijn. Maar, na de uitleg van de minister van Financiën die goed en geloofwaardig is aangekomen bij de burgerij, zou de regering toch ertoe zijn overgegaan om de vp en zijn partij hun zin te geven. De indruk is er dus nu, dat er partijen zijn in de regering die de burger die belasting betaalt laat opdraaien voor kosten van partijactiviteiten. Deze partijactiviteiten kunnen allerlei soorten consumptieve uitgaven zijn. De vraag rijst ook of deze inkomsten van de partij allemaal geregistreerd worden door de partij? Worden de financiële inkomsten van de partij gepubliceerd zoals de Wet Politieke Organisaties voorschrijft? Wie mag of moet optreden als de administratie onvolledig is en/of niet wordt gepubliceerd? Het is al decennialang een feit, dat de meeste politieke partijen zich niet houden aan de publicatieplicht. Politieke partijen houden zich jarenlang niet aan de plicht en geen haan die ernaar kraait. De Wet Politieke Organisaties is wat betreft de publicatieplicht een dode letter. Eigenlijk is door de samenleving aangegeven, omdat er geen protest is, dat er geen noodzaak is om de financiële cijfers te publiceren. Omdat er geen praktijk en traditie bestaat met betrekking tot de publicatieplicht, is er ook nooit een punt van gemaakt dat de boeken onvolledig zijn en dat middelen onrechtmatig verkregen van de Staat niet erbij zijn gemeld. De vraag rijst ook waarom de Rekenkamer nooit een punt heeft gemaakt van staatsuitgaven ten behoeve van politieke partijen. Bij het uitoefenen van haar bevoegdheden moeten de politieke organisaties in acht nemen jaarlijkse publicaties van inkomstenbronnen en rekeningen in het Advertentieblad van de Republiek Suriname en tenminste een dagblad. Verdere regels met betrekking tot deze publicatieplicht zijn er niet. Politieke partijen zijn geen belanghebbenden in deze, omdat men graag sponsors en onrechtmatige geldstromen zoals uit de staatskas in het donker wil houden. We hebben eerder aangegeven, dat er nadere wetgeving met betrekking tot de publicatieplicht moet komen. De vraag rijst wel wie voor deze wetgeving zal pleiten en het zal pushen. We zien Surinaamse politieke partijen dat niet doen. In Nederland was recent in het schandaal van de mondkapjesdeal de vraag wat het belang is van transparantie over de partijinkomsten. En hoe het mogelijk wordt om malafide sponsors zichtbaar te maken. Malafide geldstromen zorgen voor corruptie en infiltratie van d maffia binnen de overheid.
Suriname moet het wiel niet opnieuw uitvinden, maar systemen van andere landen kunnen gebruikt worden. In Nederland moeten sinds 2013 politieke partijen giften boven de € 4.500 openbaar maken en melden aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit ministerie publiceert jaarlijks een overzicht van deze door de politieke partijen ontvangen subsidies. Zo een regeling moet ook in Suriname ingevoerd worden met aangepaste bedragen. Begin 2019 kondigde het kabinet-Rutte III aan met een wetsvoorstel te komen waarin giften aan politieke partijen van buiten de Europese Unie verboden zullen worden. Het voorstel volgde een jaar later. Giften uit EU-lidstaten – ook beneden de € 4.500 – moeten openbaar worden gemaakt. Een amendement op dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat in de toekomst giften van boven de 100.000 euro per gever per jaar niet meer toegestaan zijn.
Elke politieke partij in de Eerste en/of Tweede Kamer moet jaarlijks een financieel overzicht aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties sturen. In dit financiële overzicht zijn alle giften aan de partij en haar neveninstellingen (bijvoorbeeld jongerenorganisaties en wetenschappelijke instituten) opgenomen. Daarnaast biedt het ook overzicht van alle schulden.
Omdat de partijen zelf maar een beperkte bron van inkomsten hebben, ontvangen ze in Nederland subsidie van de overheid. Alleen partijen die aan de laatst gehouden Tweede- en Eerste Kamerverkiezingen hebben deelgenomen en die daarbij één of meer zetels hebben behaald, komen voor subsidie in aanmerking. In Suriname moet dat ook worden overwogen.
Bij overheidssubsidiëring is het belangrijk, dat voorkomen wordt dat de politieke partijen erdoor te afhankelijk worden van de staat. De wetgeving moet dan aangeven waarvoor subsidie van de staat moet en kan worden gebruikt. De subsidie bestaat uit een algemeen deel en een bijzonder deel. Het algemene deel is voor elke partij gelijk. Het bijzondere deel daar bovenop hangt af van het aantal Kamerzetels en het ledenaantal. Het aantal Kamerzetels bepaalt 80 procent van het bedrag en het ledenaantal 20 procent. Het recht op subsidie van de overheid kan door de rechter worden stopgezet. Als een politieke partij zich schuldig maakt aan discriminatie verliest de partij het recht op subsidie. Dit kan alleen als een politieke partij als rechtspersoon wordt veroordeeld en niet op basis van het gedrag van personen uit de partij. Zo werd in 2005 de subsidie aan de SGP stopgezet, naar aanleiding van de weigering om vrouwen op te nemen als volwaardig lid in de partij. Dat werd in 2007 teruggedraaid toen de partij besloot wel vrouwen toe te laten. Kortom, het wiel hoeven wij niet weer uit te vinden.