Voorlopers van de Nederlandse bank ABN AMRO zijn in de achttiende en negentiende eeuw betrokken geweest bij slavenhandel, plantageslavernij en de handel in producten die afkomstig waren uit slavernij. Dat blijkt uit onderzoek van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam. ABN AMRO heeft inmiddels voor de betrokkenheid “diepgevoelde excuses” aangeboden, zo bleek tijdens een persconferentie woensdagmiddag waar het rapport over het slavernijverleden werd gepresenteerd.
Uit het 122 pagina’s tellende onderzoeksrapport komt onder meer naar voren, dat ABN AMRO-voorganger Hope & Co – opgericht in 1762 – een spilfunctie vervulde in de achttiende-eeuwse internationale slavernijeconomie. Zo behaalde Hope & Co niet alleen een groot deel van haar winst uit slavernijgerelateerde activiteiten, maar bemoeide de bank zich ook actief met het beheer van de plantages. Hope & Co leende veel geld aan plantagehouders. Als onderpand kreeg de bank op z’n minst vijftig plantages in de koloniën onder zich.
Een andere voorloper van de bank, Mees & Zoonen, gevestigd te Rotterdam, was betrokken als makelaar in verzekeringen van slavenschepen en transport van producten die door slaven waren geoogst. ABN AMRO stelt, dat de nieuwe kennis over de schaduwzijden een vaste plek krijgt in de openbare geschiedenis van de bank.
IISG-onderzoeker Pepijn Brandon stelt, dat financiële beslissingen genomen in kantoren in Amsterdam en Rotterdam directe invloed hadden op de levens van duizenden slaven. Zowel Hope & Co als Mees & Zoonen bleven tot het einde van de slavernij erbij betrokken.
CEO Robert Swaak van ABN AMRO erkent dat het verleden van de bank zijn schaduwkanten heeft. “We kunnen deze periode uit de geschiedenis niet ongedaan maken. We beseffen dat dit onrecht uit het verleden ook na de officiële afschaffing van de slavernij heeft voortgeduurd. ABN AMRO biedt haar excuses aan voor het handelen en de pijn die deze voorgangers in het verleden hebben veroorzaakt.”