Het Belasting & Douane Museum aan de Parklaan in Rotterdam opent op 22 april de deuren van de tentoonstelling ‘Belast koloniaal verleden’. De koloniale belastingsystemen in de Nederlandse geschiedenis staan hierbij centraal, met aandacht voor de onderdrukking, uitbuiting en slavernij die hiermee gepaard gingen. De tentoonstelling kan tot en met 31 oktober worden bezocht.
Het museum geeft met deze tentoonstelling aandacht aan verschillende aspecten van de koloniale overheersing, van de opiumhandel en het cultuurstelsel in Nederlands-Indië tot de slavernij op de plantages in Suriname. Met schilderijen, foto’s, tekeningen, historische documenten, producten en gebruiksvoorwerpen van de plantages worden de verhalen van de koloniale geschiedenis verteld.
Zodra overzeese landen veroverd waren, werden de eerste vormen van belastingen ingevoerd, waarmee de Nederlandse staatskas werd gevuld, zoals grondbelasting en Opiumregie. Het idee van de Nederlandse kolonisering is altijd geweest om zo veel mogelijk winst te behalen uit de koloniën door middel van handel en belastingen.
In de 19e eeuw wordt dit tot het uiterste doorgetrokken met de totstandkoming van het Cultuurstelsel in Nederlands Indië: de bevolking werd gedwongen om 1/5 deel van de opbrengsten van hun grond af te staan. Degenen die geen grond bezaten, betaalden ‘belasting in natura’ in de vorm van dwangarbeid.
Suriname en het Caraïbisch gebied
Ook in Suriname en het Caraïbisch gebied heeft Nederland diepe sporen achtergelaten. Anders dan in Nederlands-Indië werd de inheemse bevolking grotendeels ‘met rust gelaten’. Daartegenover werden grote groepen inheemse bewoners uit Afrika gehaald voor het werken als slaaf op de plantages. Het verzet werd groter en groter en in Suriname onttrokken steeds meer slaafgemaakten zich aan de onderdrukking en vluchtten het oerwoud in, van waaruit deze marrons actief verzet pleegden. Het leger, betaald uit de zogenoemde ‘wegloperskas’, bestreed de marrons met weinig succes.
Na afschaffing van de slavernij in 1863 moesten de voormalige slaafgemaakten nog tien jaar onder Staatstoezicht verplicht zware arbeid leveren, terwijl de plantage-eigenaren compensatie ontvingen voor het verlies van hun werkkrachten.