Enkele dagen geleden verscheen een artikel met als titel ‘Grove benadeling van DSB (De Surinaamsche Bank) mag niet geaccepteerd worden’ dat een ontluisterend beeld geeft over de handelingen van Assuria om haar verliezen af te wentelen op de DSB. Het gaat in deze om verliezen vanwege wat in het artikel is genoemd de ‘Panaso transactie’. In dit artikel wordt de achtergrond van het verlies uiteengezet.
Panaso Vastgoed N.V. is een vennootschap die onder andere als doel heeft om onroerende goederen te verkopen, kopen en te exploiteren. De enige aandeelhouder van Panaso is de naamloze vennootschap DAVG N.V. (DSB-Assuria Vastgoed Maatschappij N.V.), waarvan de aandeelhouders Assuria N.V. (51%) en De Surinaamsche Bank N.V. (49%) zijn en de directievoerder is Assuria.
Begin 2011 biedt een Vastgoedmakelaar aan Panaso Vastgoed N.V. te koop aan een terrein groot 505 hectare, voor een bedrag van ongeveer EUR 2 miljoen. Op 26 mei 2011 koopt een naamloze vennootschap van een zekere partij de plantage Tempoca (titel eigendom, grootte 303 hectare) voor het bedrag van EUR. 300.000.
Op 29 juni 2011 ruilt de naamloze vennootschap bij ruilovereenkomst de plantage Tempoca (303 hectare) met het Ministerie van ROGB voor de volgende terreinen:
- De volle eigendom van een terrein, 505 hectare.
- De blote eigendom van 16 grondhuur terreinen (tezamen 70 hectare)
De koop van deze terreinen door Panaso wordt in de tweede helft van 2011 geformaliseerd.
De hierboven genoemde ruil is nietig en wel om de volgende reden.
Ten eerste, de Staat mag grond verkrijgen en overdragen. Elke verkrijging of overdracht van grond dient echter de goedkeuring te dragen van de Raad van Ministers (RvM). Bij de voornoemde ruilovereenkomst heeft de minister van Ruimtelijke Ordening, Grond en Bosbeheer (ROGB) zonder toestemming of medeweten van de Raad van Ministers een akte getekend waarbij de plantage Tempoca (303 hectare) door de naamloze vennootschap werd geruild met de Staat voor de onroerende goederen zoals eerder vermeld.
Ten tweede, elke omzetting van het recht van grondhuur of het recht van erfpacht naar het recht van eigendom valt onder de conversiewetgeving, zoals vastgelegd in de wetten van S.B. 2003 No. & en S.B. 2003 No. 8. En het Staatsbesluit van 24 februari 2009 S.B. 2009 No. 22.
Gezaghebbende notarissen, waaronder Mr. Calor, hebben reeds geruime tijd geleden vastgesteld dat de omzetting niet heeft plaatsgevonden conform de geldende regelgeving, omdat er ook geen Staatsbesluit tot stand is gekomen die de waarde bepaalt waartegen de Minister de onroerende goederen mocht ruilen. De ruiling is dus in strijd met artikel 13 lid 4 S.B. 2003 No. 7. Bij Staatsbesluit van 24 februari 2009 zijn er nadere regels (limitatief) gesteld met betrekking tot de conversie. Bij Beschikking No 1675-10 dd 27 mei 2010 zijn er zes (6) pilotgebieden aangewezen waarbinnen domeingrond naar eigendom kan worden geconverteerd. Het blijkt dat geconverteerde onroerende goederen niet liggen binnen de zes gebieden waarbinnen geconverteerd mag worden.
Wij komen op basis van de vigerende wet- en regelgeving tot de conclusie dat de zogenaamde ruilovereenkomst d.d. 29 juni 2011 welke is ingeschreven in Register C 2075 onder nummer 8066 A op vele punten in strijd is met de wet. De ruilovereenkomst waarbij de naamloze vennootschap de onroerende goederen heeft verkregen is nietig. Kortom Panaso Vastgoed N.V. is nooit eigenaar geworden en geweest van de terreinen van 505 en 70 hectare. Dit heeft haar toenmalige directie, de heren A. Achaibersing en M. Merhai er niet van weerhouden om in 2019 de terreinen te verkopen aan de Centrale Bank van Suriname.
PANASO verkoopt aan de Centrale Bank van Suriname
Op 16 augustus 2019 hebben de heren Achaibersing en Merhai als directie van Panaso een koop- en verkoopovereenkomst getekend met de toenmalige governor de heer Van Trikt voor de koop/verkoop van onroerende goederen met een grootte van circa 574,2552 hectare, voor de koopsom van USD 20.000.000.
Als belangrijkste overweging voor de overeenkomst hebben partijen opgenomen dat deze overeenkomst van belang is vanwege de zwakke financiële positie van DSB en de structureel te lage solvabiliteit en liquiditeit van DSB. In essentie is de transactie uitgelegd als een reddingsactie voor DSB. Voorkomen moest worden dat het financiële systeem in Suriname zou imploderen. De werkelijkheid is echter een andere.
Zoals eerder aangegeven is Panaso een dochtermaatschappij van een joint venture tussen DSB en Assuria. (DAVG N.V.) Panaso had destijds een verlies (ongeveer USD 20.000.000) en normaliter zouden de aandeelhouders, lees Assuria en DSB, het verlies moeten absorberen in hun respectieve winst- en verliesrekeningen. De gerechtvaardigde conclusie is dat door de koop – en verkoopovereenkomst geprobeerd is om de verliezen voor Assuria en DSB te mitigeren en in feite af te wentelen op de CBvS. In de overweging van de overeenkomst is opgenomen dat “de transactie moet leiden tot een verbeterde financiële positie van DSB”. Deze overweging is misleidend. De transactie heeft namelijk ook en vooral geleid tot een groot financieel voordeel voor Assuria.
Kortom, de heren Achaibersing en Merhai hebben eerst geprobeerd om het verlies af te wentelen op de Centrale Bank en vonden daarbij in de toenmalige Bank President een gewillige kompaan. Door het vroegtijdig vertrek van deze Bank President is deze naar een zwendel riekende transactie echter doorgeprikt en heeft men het verlies afgewenteld op de DSB. Zijn dat integere bestuurders? Hoe kan een minister van Financiën die in zijn vorige baan de Centrale Bank voor miljoenen heeft proberen op te lichten, vertrouwd worden met het beheer van de Staatsfinanciën? En nu probeert zijn opvolger bij Assuria dat met de DSB te doen. Waarom staat de president dit toe en grijpt hij niet in? Is dit geen reden voor reshuffling van deze minister
A.Cooman