De huidige regering onder leiding van president Santokhi telt 17 ministers en een vicepresident. De rol van de vicepresident is volgens de Grondwet beperkt. Hij is alleen de voorzitter van de Raad van Ministers. Deze rol kan alleen maar meerwaarde krijgen als blijkt dat degenen in het ambt over meer kennis en capaciteiten beschikken. In het verleden hebben wij dat wel kunnen zien bij vicepresidenten als Ramdien Sardjoe en Jules Adjodhia.
De president van toen had ook veel meer vertrouwen in hun kunde en zij kregen daarom ook veel meer taken door de president toebedeeld. Zouden ze dat niet krijgen, zouden ze op dagbasis bitter weinig te doen hebben. In de huidige situatie merken wij, dat de huidige vicepresident een binnenlandse volksjongen is, maar op het niveau waarin hij nu werkt kan hij niet functioneren. De ladder is te hoog voor hem. Dit maakt hem niet onkundig, maar hij kan op regeringsniveau niet functioneren.
Daarom zien wij dat zijn rol minimaal is en dat de president alle taken zelf moet uitvoeren, terwijl er taken bij zijn die naar de vicepresident gedelegeerd kunnen worden. Huidige vicepresident Ronny Brunswijk heeft de coalitie een loer gedraaid bij de samenstelling.
Hij kon de functie van voorzitter van De Nationale Assemblee (DNA) krijgen, welke hij ook had gedurende slechts 48 uur. Toen die buit binnen was, veranderde hij van gedachten en wenste vicepresident te worden. Daar de voorzitter van de Assemblee in zijn persoon al was gekozen kon de partner, de VHP, geen kant op dan in te stemmen met de rol van vicepresident.
Volgens mij is de samenstelling van functies chaotisch geweest met de angst dat de NDP een politieke coup kon plegen. Coups waarin ze heel goed in zijn. Zo hebben zij bijvoorbeeld in 2020 dat ook gedaan in het parlement met de politieke coup door de overloop van de ABOP en later van Pertjajah Luhur.
Dus de angst was er bij de VHP, dat ze met haar 20 zetels en meer dan 115.000 stemmen in de oppositie terecht kon komen. In de huidige manke constellatie merken wij dat voornamelijk de ministers van VHP-huize altijd in beeld zijn en de ABOP minister helemaal niet.
Volgens ons ligt het niet aan het feit, dat VHP-ministers beter zijn, maar ze hebben de durf het volk aan te spreken al gaat dat vaak gepaard met veel onnozelheid.
Daarentegen durven de ABOP-ministers dit niet, en raken door hun eigen gebrek ondergesneeuwd.
Soms weten wij niet eens meer hoe ze heten, zo weinig wordt van ze vernomen. Ze missen mogelijk ook de kwaliteiten van het ambt en of hebben moeite met communicatie naar het volk toe.
Had de ABOP gedacht een eigen voorlichtings directoraat op te zetten onder leiding van de vicepresident, maar niets komt ervan uit en is veel erger dan de Communicatie Dienst Suriname (CDS). Hun berichtgeving heeft inhoudelijk bitter weinig en is vaak genoeg bar slecht geformuleerd.
Maar ook daar ging het, net als vele andere posten, om politiek accommoderen in plaats van te kiezen voor kwaliteit om de totale samenleving te verheffen.
Eenzelfde trend merken wij ook bij de districtscommissarissen. Districtscommissarissen van de VHP zijn meer in beeld, mogelijk vanwege eigen inzet ten opzichte van de ABOP-districtscommissarissen. Het gaat om kunde, kennis en eigen initiatief. Belachelijk was het wel, dat onlangs alle districtscommissarissen een training in management hebben gevolgd. Daarvoor hebben ze een certificaat ontvangen, maar dat was natuurlijk voor hun aanwezigheid, want het is immers geen diploma. De zwakke schakels zitten over de hele linie, die allemaal vervangen moeten worden. Het volk heeft niets aan slijm ministers, dc’’s en “hoge” ambtenaren…
F. Williams