Het beleid rond het openbaar vervoer was maandag de rode draad tijdens een bespreking van de regering met de Vereniging voor de Ontwikkeling van het Surinaams Openbaar Vervoer (VOSOV) en een vertegenwoordiging van transportbedrijf Le Grand Baldew, als zogenoemd stakeholder binnen de transportsector. Beide organisaties gaven een presentatie, waarbij de aandachtspunten alsook adviezen ter verbetering van het beleid op openbaar vervoer naar voren werden gebracht.
Namens het ministerie van Transport, Communicatie en Toerisme (TCT) was minister Albert Jubithana aanwezig. Hij zegt, dat het beleid van zijn departement zich richt op de toekomst. “We zijn in een traject met de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank en de stakeholders om de studie omtrent de routes rond Groot-Paramaribo en een groot deel van Wanica af te ronden”, aldus de bewindsman.
Probleem verlenging vergunningen bushouders
Tijdens de vergadering hebben partijen zich gebogen over verschillende aandachtspunten het openbaar vervoer alsook het ministerie van TCT rakende. Waar voornamelijk bij werd stilgestaan is het probleem rond het verlengen van vergunningen van in het bijzonder bushouders. Deze kwestie is reeds voor 90% aangepakt. De regering is zich ervan bewust, dat het verlengen van de vergunningen uiterst belangrijk is voor het functioneren van de bushouders. Vanuit het ministerie zijn er haast geen nieuwe licenties uitgegeven, vanwege het feit dat men zich voornamelijk richtte op het ordenen van de sector.
Zowel de VOSOV als Le Grand Baldew hebben hun inzichten gedeeld. Het ligt in de bedoeling elkaar aan te vullen om te komen tot een masterplan, waarin ook andere actoren binnen de transportsector betrokken zullen worden. Verder is het streven erop gericht om over te stappen op groen transport, waarbij gebruik zal worden gemaakt van milieuvriendelijke energiebronnen binnen het openbaar vervoer. Minister Jubithana wijst in dit geval ook op de huidige toename van de benzineprijs op de wereldmarkt.
Hij zegt dat wordt nagegaan welke doelgroepen tegemoetgekomen moeten worden. Het gaat volgens de bewindsman er uiteindelijk om dat in het beleid rond het openbaar vervoer de passagier centraal wordt gesteld.