Anno 2022, hebben we vrijheid van meningsuiting en persvrijheid nog steeds hoog in het vaandel. Dit voorrecht is immers te herleiden tot de vrijheid van burgers om hun mening onbevreesd kenbaar te maken. In nagenoeg elk democratisch land is deze vrijheid daarom grondwettelijk geregeld, en wordt er langzaamaan steeds meer een beroep daarop gedaan. Het recht op vrije meningsuiting en persvrijheid is in artikel 19 van de Surinaamse Grondwet vastgelegd; conform de Grondwet is er dus degelijk sprake van recht op vrije meningsuiting in Suriname, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet.
Echter, het spreekt voor zich dat bij beroep op het recht van vrije meningsuiting de geldende normen en waarden consequent in acht dienen te worden genomen; geen accenten verleggen, geen valse beschuldigingen uiten en geen vulgaire termen bezigen. Democratische principes dienen niet overboord te worden gegooid; fatsoen siert immers de mens en mensheid. Als de pers informatie deelt of vragen stelt, die machthebbers of politici niet zint, dan mag dat nooit en te nimmer een vrijbrief zijn tot rancune; het mede daardoor uitsluiten van bepaalde media of beledigen van journalisten, getuigt zeker niet van objectiviteit en druist in tegen onze rechtsorde.
Als we terugblikken, dan komen we helaas ook een ernstig geschonden recht op vrije meningsuiting en persvrijheid tegen; de excessen rond de Staatsgreep in 1980 en decembermoorden in 1982 spreken voor zich; er was sprake van strenge controle bij de postdienst, poststukken van bepaalde personen werden geopend en in sommige gevallen werden stukken in beslag genomen of vernietigd. Gelukkig zijn beroepsmogelijkheden voor burgers inmiddels toegankelijker, als men niet eens is met een bepaalde zienswijze, berichtgeving en/of bejegening; er gelden democratische spelregels en men kan bijvoorbeeld een klacht indienen of naar de rechter stappen.
De pers kan zich zeker zeer nuttig maken bij zowel de praktische bewustwording van burgers, betreffende hun vrijheden, als bij een doelmatige toepassing van het recht op persvrijheid. In het kader van kwalitatieve berichtgeving zijn journalisten op niveau nodig, die professioneel tewerk gaan.
De Surinaamse wet- en regelgeving
Negatief gedrag tegenover een ander, heeft meestal negatieve werking. Als vooral burgers, met een voorbeeldfunctie, zich publiekelijk negatief of onbehoorlijk uitlaten over bijvoorbeeld bestuurders van het land, dan kunnen of zullen anderen daarin aanleiding kunnen zien om aan voorbeeldgedrag te doen, hetgeen uiteraard een averechtse werking kan hebben. Zeker als er sprake is van onwaarheden en/of valse beschuldigingen, kan er sprake zijn van smaad en/of laster en/of opzettelijke belediging, waardoor de betreffende persoon strafrechtelijk kan worden vervolgd en gestraft.
Het spreekt voor zich om geen misbruik te maken van de vrijheid van het recht op meningsuiting, door fake- (nep) nieuws te verspreiden en feiten te verdraaien; politici, die rap van woord zijn, kunnen heel provisorisch bepaalde zaken naar voren brengen. Elke schrijver/schrijfster heeft de intentie om een bepaald doel te bereiken en een boodschap door te geven. Voor maximaal resultaat is het dan ook raadzaam, om hiervoor oplossingsmodellen aan te dragen en af te spreken; tijdens een gesprek of interview dienen beide partijen diplomatisch tewerk te gaan. Ook als men niet kan of wil ingaan op een vraag of opmerking, kan dat op tactische wijze gebeuren.
Voor een beter begrip van het recht op vrijheid van meningsuiting, wordt graag naar het Wetboek van strafrecht: S.B. 2015, no. 44, artikelen 320 en 321, wet van 15 maart 2015, verwezen, waarin nadrukkelijk staat, dat de Surinaamse strafwet op een ieder toepasselijk is, die zich binnen Suriname aan laster doet. Zo volgt uit artikel 320, dat “hij die opzettelijk iemands eer of goede naam aanrandt door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijk doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, wordt, als schuldig aan smaad, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Opmerkelijk is, dat de wet op het verbod van majesteitsschennis in Nederland al in 2020 is afgeschaft en in België in 2021. Veel van onze wetten stammen nog uit de koloniale periode en de meeste daarvan zijn nog een weerspiegeling van de Nederlandse wetgeving. Het is hoogtijd, dat onze wetgevende macht, DNA, zich intensiever gaat inzetten om de wijziging c.q. aanpassing van deze wetten ten spoedigste te realiseren.
“Waarheid is over het algemeen het beste middel tegen laster”. Hierbij, ter overdenking een citaat van Theo Maassen: “ik ben voor de vrijheid van meningsuiting maar ik ben tegen persoonsbeveiliging. Misschien dat mensen dan net iets langer nadenken vóórdat ze wat zeggen”.
Suriname voorwaarts: niet omwille van kritiek, moet men kritiek leveren!
Roy Harpal.