Kijken op zich geen sexuele intimidatie, opvallend kijken, staren en loeren wel

Kijken op zich is geen vorm van sexuele intimidatie, maar opvallend kijken, blijven staren, loeren, gluren en opvallend met de ogen iemand volgen zijn wel onderdelen van de beschrijvingen zoals opgenomen in de ontwerpwet geweld en seksuele intimidatie op de werkplek. Dit zei minister Rishma Kuldipsingh van Arbeid, Werkgelegenheid en Jeugd (AWJ) donderdag in de Nationale Assemblee bij de voortzetting van de behandeling van het wetsontwerp. 

De minister beseft dat deze vormen van seksueel molest op de werkplek moeilijk te onderzoeken zijn. Enkele Assembleeleden hebben eerder opgemerkt, dat met deze wet straks zelfs kijken naar iemand als seksueel molest zal worden ervaren en men onterecht beschuldigingen op zich zal krijgen. 

De leden Sham Binda en Henk Aviankoi (VHP), Melvin Bouva (NDP) en Sidik Moertabat (VHP) lieten tijdens de debatten in eerste ronde, vorige week blijken moeite te hebben hiermee. “Dan zullen velen straks met donkere brillen moeten lopen”, liet Bouva zich quasi grappend ontvallen. 

Minister Kuldipsingh zei dat nergens in de ontwerpwet staat opgenomen dat kijken op zich niet mag. Opvallend met de ogen iemand anders volgen, blijven staren, loeren en gluren zijn wel vormen van intimidatie.

Waar verschillende parlementariërs ook hun moeite lieten blijken tijdens de debatten is de omgekeerde bewijslast die in het wetsontwerp is opgenomen. In het wetsvoorstel is opgenomen, dat bij een beschuldiging van seksuele intimidatie, het de vermeende dader is die moet bewijzen dat hij/zij zich niet daaraan schuldig heeft gemaakt. Men vindt dat dit indruist tegen het rechtsgevoel. Op dit punt voerde minister Kuldipsingh aan, dat in de modelwet van de internationale arbeidsorganisatie (ILO) dat zo is geregeld. Bouva ging daar tegenin door te stellen, dat zulks wel zo mag zijn, maar dat het de verantwoordelijkheid is van de minister om de bepalingen in de modelwet van de ILO te “adapteren” naar de Surinaamse situatie. Volgens Bouva dient de minister wel het onderscheid te maken tussen wat dwingend en niet- dwingend door internationale organisaties worden aanbevolen.

Bouva kreeg bijval van Mahinder Jogi van de VHP-fractie. Jogi gaat mee met de argumenten van Bouva en vroeg minister Kuldipsingh de zaak nader te bekijken en in tweede ronde met een gewijzigd voorstel naar het parlement te komen.

SS

error: Kopiëren mag niet!