Afgelopen week werd een nieuw naambordje met het nodige ceremonieel onthuld bij het ministerie van Regionale Ontwikkeling en Sport (ROS) aan de Van Roseveltkade in aanwezigheid van de nodige kopstukken van dit ministerie. Aanleiding voor het plaatsen van het bordje is het 52-jarig bestaan van het ministerie.
Bij het aantreden van de regering Santokhi-Brunswijk in 2020 kreeg het ministerie van Regionale Ontwikkeling nog een beleidsgebied erbij, waarop de naam veranderd werd in Regionale Ontwikkeling en Sport.
Het ministerie werd in 1969 opgericht en heette het ministerie van Districtsbestuur en Decentralisatie. Door de jaren heen heeft het ministerie enkele veranderingen ondergaan en in 1988 kreeg het ministerie de naam Regionale Ontwikkeling.
Minister van ROS Gracia Emanuel sprak bij de onthulling van het bordje de toch wel onbeduidende woorden: “Wat belangrijk en centraal staat vandaag, is dat we moeten kijken waar we nu staan. Het ministerie vergeleken met toen, dan zijn we heel ver.” Verder zei ze over sport onder andere het volgende: “We werken aan de decentralisatie van sport naar het verre binnenland. Met de bestaande structuur van de districtscommissariaten zal verder gewerkt worden aan de ontwikkeling van lokale sport talenten, want die zijn er in grote aantallen aanwezig, maar zij moeten de tools aangereikt krijgen. Vanuit het ministerie zal er een enorme inspanning worden gepleegd om de sportfaciliteiten landelijk te renoveren en waar nodig ook nieuwe op te zetten. Tegelijkertijd zal er ook gewerkt worden aan het professionaliseren van het sportkader op diverse niveaus zodat zij in staat zullen zijn om de jeugd adequaat te begeleiden om internationaal prestaties neer te zetten.”
Ook de directeur van Regionale Ontwikkeling drs. Maverick Boejoekoe sprak weinig betekenisvolle woorden, waaronder dat het ministerie “heel veel potentie heeft”. “ROS richt zich niet alleen op bijvoorbeeld Sipaliwini en Brokopondo, het ministerie opereert in het geheel land. Dat is overal in het land terug te zien, omdat alle districtscommissarissen onder dit ministerie vallen. De ontwikkeling die nodig is voor ons land, zal dus niet alleen gelden voor een bepaald gebied.”
Alle gesproken woorden en het simpele naambordje zijn feitelijk synoniem voor de uitstraling van het ministerie: het bordje is de spreekwoordelijke vlag op de modderschuit. Beiden zijn verre van representatief.
Wanneer worden woorden in de praktijk zichtbaar?
De woorden van de bewindsvrouwe hoort de sporter al jaren klinken vanuit de burelen van het ministerie. Maar, die sporter vraagt zich af wanneer alle mooie woorden eindelijk eens in de praktijk zichtbaar worden. Wat gebeurt er op dit moment voor die ene topsporter die van alles in het werk moet stellen, zelf als privé persoon, om zijn droom tot realiteit te zien komen: deelname aan een of ander kampioenschap of zelfs aan de Olympische Spelen. Waarom moeten veel Surinaamse topsporters nog steeds zelf in hun omgeving bedelen, werkelijk, om financiële ondersteuning te krijgen? Die sporters moeten zich op hun tak van sport focussen en niet op het regelen en voor elkaar krijgen van alle randvoorwaarden om hun sportbeoefening op een fatsoenlijke en professionele wijze mogelijk te maken.
Minister werkt aan een plan en streeft naar extra aandacht aan topsporters….
Nu en dan reikt het ministerie sportattributen uit aan sportclubs en daarvan verschijnen dan weer her en der in (social) media mooie foto’s en video’s. Maar, het zijn slechts verfspetters op wat een mooi sportschilderij zou moeten worden.
In augustus vorig jaar maakte minister Emanuel bekend, dat zij “tracht zij te investeren in Jaïr Tjon En Fa”, een succesvolle baanwielrenner. Dat zei ze tijdens een bezoek van de baanwielrenner aan het ministerie.
“Met alle actoren zoals het Surinaams Olympisch Comité, bonden, atleten en de ouders zal het ministerie werken aan een plan om ondersteuning te bieden aan alle atleten die Suriname vertegenwoordigen tijdens internationale meetmomenten. Het ministerie streeft ernaar om de komende periode extra aandacht te besteden aan de topsporters. Met de weinige middelen die wij hebben als ministerie streven wij ernaar om samen te werken om door middel van topsport ons land hoog op de wereldkaart te plaatsen”, aldus Emmanuel. Het waren weer woorden.
Dagblad Suriname heeft minister Emanuel om een reactie gevraagd, met name op de vraag wat het ministerie feitelijk doet qua ondersteuning van topsporters, maar vooralsnog is die uitgebleven.
Niet serieus genomen
De onthulling van dat naambordje was feitelijk een trieste aangelegenheid, maar het is publicitair gebracht als iets groots, iets wezenlijk geweldigs. Maar, het is niets meer en niets minder dan een amateuristisch, onprofessioneel en een ministerie onwaardig ogend bordje boven een deur. In vele landen word je uitgelachen en niet serieus genomen als ministerie met een dergelijk naambordje.
PK