De minimale bestedingsbehoefte van een gemiddeld gezin bestaande uit vijf leden (ouders met 3 kinderen) ligt thans rond de SRD 11.500. In 2019 lag deze behoefte nog rond de SRD 4.700. Twee werkende ouders die beiden tot de lage inkomensgroepen behoren en in 2019 een gezamenlijk inkomen hadden van rond de SRD 7.000, kon twee jaar geleden nog ruimschoots rondkomen. Heden ten dage moet men nog een of twee extra “hosselbaan” er op na houden om net nog de eindjes aan elkaar te kunnen knopen.
De minimale bestedingsbehoefte van een gezin met drie schoolgaande kinderen heeft Dagblad Suriname uitgerekend op basis van zelf verzamelde data van prijzen van eerste levensbehoeften aangevuld met extern verkregen gegevens uit het “veld”.
Het minimaal bestedingspakket van een gemiddeld gezin gaat uit van de werkelijke alledaagse praktijk. Het minimale bestedingspakket voor een gemiddeld gezin bestaat uit de kosten voor huisvesting, vervoer, openbaar transport, nutsvoorzieningen, levensmiddelen, verzorgingsartikelen, recreatie en voeding buitenhuis. Uitgaande van het gegeven dat lonen en salarissen vanaf 2019 geen gelijke tred hebben kunnen houden met de stijging van het algemeen prijspeil, zou het niet moeilijk moeten zijn zich een voorstelling te maken van de enorme “stress” waaronder grote delen van de samenleving dagelijks gebukt gaat.
De Covid-19 situatie, waarbij velen hun baan zijn kwijtgeraakt en nieuwe banen niet voor het grijpen liggen, maakt de situatie voor grote delen van de samenleving er niet beter op. De minimale bestedingsbehoefte van ongeveer SRD 11.500 zou wel een leidraad kunnen zijn bij de discussies over moeilijke vraagstukken als minimumloon, armoedegrens en koopkrachtversterking. Daarbij is er altijd het spanningsveld tussen wat gewenst is en wat op enig moment mogelijk is.
Onderstaande tabel gaat uit van 15 juli 2019 als basisjaar en de daaropvolgende twee jaar tot 15 januari 2022. De officiële bankkoers en de zogenaamde vrije marktkoers worden daarbij aangegeven. Voorts wordt uitgegaan van twee werkende ouders, waarvan één werkzaam in particuliere sector en de andere in de overheidssector; drie schoolgaanden in de leeftijdsklasse 8 tot 18 jaar.
De nominale stijging van de loon bij de overheidssector heeft te maken met de koopkrachtversterkende maatregelen van de overheid.
De stijgingen van de kosten voor huisvesting, vervoer, openbaartransport, levensmiddelen etc. hebben te maken met de koersontwikkelingen. De stijging van stroom en brood hebben te maken met de afschaffing van de subsidies. De kosten voor recreatie en voeding buitenhuis zijn absoluut minimaal gehouden. Na het loslaten van de koers in juni 2021 zijn de kosten van recreatie zelf buiten beschouwing gelaten.
SS