De Surinaamse regering heeft met succes het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma verdedigd. Het MOP is in DNA aangenomen waar een deel van de oppositie tegen en een deel haar stemmen heeft onthouden. Dat maakt de ruimte vrij voor de regering om nu te werken aan de begroting van 2022. Deze begroting moet vroeg in het jaar 2022 worden afgehandeld zodat ministeries op tijd over kunnen gaan om hun planning uit te voeren. Tussentijds moeten er evaluaties worden uitgevoerd in welke mate de planning goed verloopt. Door de regering is terecht aangegeven dat en MOP de algemene uitgangspunten, beleidscontouren en ideologie aangeeft waarlangs het regeerbeleid in details zal worden uitgevoerd. Dat is door de regering gezegd naar aanleiding van aanbevelingen van DNA-leden om meer detail in het MOP te incorporeren. We benadrukken hier bepaalde markante opvattingen en uitgangspunten in het MOP. Dit Ontwikkelingsplan 2022-2026 is geschreven in een tijd waarin Suriname de zoveelste crisis meemaakt; een financieel-economische crisis, de Covid-19 pandemie, bestuurlijke tekortkomingen, milieu- en klimaatproblematiek, en een diepgeworteld onvermogen om de economie te diversificeren (en dus weerbaarder te maken), waarbij tegelijkertijd het klein en middenbedrijf floreert en de ruggegraat van de economie vormt en er dus voldoende sociaal-economisch acceptabel werkgelegenheid (decent work), aldus het MOP. De sociaal-culturele, politiek-bestuurlijke en financieel-economische sectoren hebben elkaar negatief beïnvloed zegt het MOP. En dit resulteert al 45 jaar in corruptie, armoede en stagnatie. Negativisme is nu in volle zwang, waarbij het slechte in de ander met een loep wordt uitvergroot en al het goede angstvallig wordt verzwegen of verdraaid. Daarom gaat een rijk land nu onder diepe armoede en ellende gebukt, staat in het MOP.
Het MOP praat over gezamenlijke normen en gezamelijke visie en van authentiek (dus origineel), visionair en dienend leiderschap. Dat leiderschap moet in staat zijn om dwars door politieke voorkeur, belangen, etniciteit, cultuur of woonplaats de uitvoering ter hand te nemen waarbij het gevoel van betrokkenheid en tevredenheid staande worden gehouden. Dit leiderschap moet ook zorgen voor een eerlijke samenleving, door corruptie, inkomensongelijkheid en discriminatie uit te bannen. Dit moet leiden verhoogd vertrouwen in de gemeenschap naar elkaar toe, welke op zijn beurt weer leidt tot een scala aan partnerschappen tussen diverse entiteiten. Het gaat dan om partnerschappen tussen het bedrijfsleven, ngo’s, religieuze organisaties, het maatschappelijk middenveld en jongerenorganisaties. De partnerschappen moeten leiden tot sterke, deskundige en betrouwbare partners in ontwikkeling. De normen en waarden tezamen met de randvoorwaarden moeten concreet leiden tot een 75-jarige Republiek in 2050 zegt het MOP. Daarbij moet er sprake zijn van duurzame planologie waarbij woon- en werkgebieden van elkaar gescheiden zijn. Gebieden bij uitstek geschikt voor de landbouw ook daartoe worden ingezet. Woongebieden moeten voldoende beschermd en ontworpen zijn tegen de uitwassen van klimaatverandering. Publieke infrastructuur en gebouwen goed toegankelijk zijn voor eenieder. Dat betekent dat het ministerie van Ruimtelijke Ordening eindelijk moet beginnen te functioneren. We hebben dit ministerie al decennialang zonder dat het ministerie iets doet.
Het MOP zegt dat door de overvloed aan inkomsten uit voornamelijk bauxiet/aluinaarde, goud en olie, heeft de Surinaamse overheid relatief weinig aandacht gehad voor de private sector. Daarnaast heeft de overheid vele parastatalen in de bedrijvigheid gehad die aan de ene kant voor een oneerlijke concurrentie zorgden door directe steun van de overheid. Deze bedrijven gingen vaak nog eens failliet door bij regeringswisselingen continuïteit van beleid te torpederen en ook nog eens deskundig kader plaats te laten maken voor minder capabele personen. Als daarbij ook nog eens in ogenschouw wordt genomen een kleine schaal van de lokale economie en enige geïsoleerdheid, heeft de private sector niet kunnen bloeien en zich kunnen vormen tot die ruggengraat van de economie. Suriname is dus afhankelijk van enkele producten uit de mijn- en landbouwsectoren die weinig waarde toevoeg(d)en aan hun producten. Daardoor zijn de inkomsten van het land sterk afhankelijk van internationale prijzen en exportvolumes. De aard van deze sectoren is zodanig dat er behoefte is aan voornamelijk fysieke arbeid. Over tijd of bij productie-expansie stijgen de kosten meer dan evenredig. In het verleden hebben de bedrijven in deze sectoren gefungeerd als de levensader van gemeenschappen. Bij vertrek of faillissement van deze bedrijven – zonder een goede ontwikkeling van de lokale private sector – vervallen deze gemeenschappen nagenoeg compleet daar ze nu zonder emplooi en perspectief zitten. Er zijn hiervan legio voorbeelden in Suriname.
Vanwege een hoge mate van aandacht zijdens de voor enkele bedrijven die het merendeel van de inkomsten voor de staat genereren, is er geen ondernemersvriendelijk klimaat, is een andere opmerkelijke constatering. Suriname heeft al jarenlang een slechte positie op allerlei ranglijsten het ondernemersklimaat rakende. Dit is geen unicum voor Suriname. De informele sector tiert welig, productie is vaak artisanaal. Vele bedrijven houden zich voornamelijk bezig met (import)handel en weinig met productie. Productontwikkeling en – innovaties vinden weinig plaats, er is weinig modernisering, er is oneerlijke concurrentie tussen bedrijven door onvoldoende regulerend optreden van de overheid. Exporttarieven zijn relatief hoog vanwege de kleine schaal van de economie, en er zijn onvoldoende op maat ontwikkelde financieringsproducten voor ondernemers. Ter afsluiting zeggen we dat het goed is om de problemen te begrijpen en ze te kunnen benoemen, maar dat is geen doel op zich. Het doel is om deze problemen op te lossen. Dat wordt een zware klus met een overheidsapparaat dat zwaar kampt met een capaciteitsgebrek. Met capaciteitsgebrek bedoelen we: niet genoeg deskundig kader en niet genoeg ambtenaren die hun werk willen doen. Inmiddels is duidelijk dat de diaspora geen rol van betekenis kan of wil spelen in het land van herkomst. Want, vanuit een afstand artikelen schrijven en kritiek geven op social media brengt Moesje niet naar Parijs.