Door de regering is uiteindelijk een wetsvoorstel voorbereid dat in het bestuur van Suriname een grote doorbraak kan betekenen. Een wet openbaarheid van bestuur, heeft niet alleen betrekking op bestuur en corruptie, maar het heeft zeker ook te maken met de beleving van de democratie en mensenrechten. De wet openbaarheid van bestuur kan er op gegeven moment zijn, maar zullen we er gebruik van maken. We zien de oppositie en buitenparlementaire partijen wel gebruik maken van de wet. Suriname moet wel waken voor het fenomeen van de wobstructie: het frustreren van het verkrijgen van de informatie of het zwaar censureren van informatie die wordt prijsgegeven om zogenaamd personen hun privacy en veiligheid te beschermen. Maar we zien de wet niet zo direct aangenomen worden, het kan een lijdensweg worden, net als bij de Anticorruptiewet. Die heeft jarenlang in de ijskast gelegen en werd aangevallen door leden van de coalitiepartijen, zelfs van de partij van de minister (nu president) die zelf de wet in DNA had ingediend. Zogenaamd had de wet toen onvolkomenheden die weggewerkt moesten worden. Tussen het indienen en aannemen van de wet zaten er ongeveer 2 regeertermijnen; het werd ingediend door een regering met een andere signatuur en goedgekeurd tijdens een regering met een andere signatuur. Dezelfde belangen die in het geding zijn bij een aanname en de uitvoering van de anticorrupiewet, zijn ook in het geding bij een wob. De anticorruptiewet is aangenomen, maar nog steeds niet in uitvoering. Dat kan uiteindelijk ook gaan gebeuren met een wob. Een groot probleem bij de wob kan zijn dat de informatie waar naar gezocht wordt, gewoon niet is vastgelegd. De wob kan een documentenwet of een informatiewet zijn. Bij de eerste kunnen personen en organisaties het verziek doen om schriftelijke stukken (inclusief kattenbelletjes etc…) in te kijken of een kopie te krijgen. Bij de tweede gaat het niet alleen om geschreven stukken, maar ook om cd’s, dvd’s, geluidsopnames en digitale bestanden. Nu wil de situatie in Suriname dat een heleboel zaken niet worden vastgelegd. Beleidsmakers praten uit het hoofd zonder dat hun meningen, opvattingen en opdrachten op papier staan. Veel vergaderingen worden niet genotuleerd en ook niet opgenomen. En er wordt nogal wat vergaderd in Suriname waar er dan ook besluiten worden genomen en opdrachten worden gegeven. Wanneer de wet een documentenwet heeft, dan zal een regering die informatie niet wil delen, een heleboel zaken ongedocumenteerd laten. Bij een informatiewet kan het zijn dat men in zijn geheel nalaat om bewijzen vast te leggen. Er moet de wob ook gepaard gaan een verplichting voor het bestuur om besluiten, deliberaties, adviezen en opdrachten vast te leggen, zoveel mogelijk schriftelijk. Een groot probleem waarmee het Surinaams bestuur te maken heeft is het opschrijven van wat men wil, wat men adviseert, de informatie die men deelt en de opdrachten die men gemotiveerd heeft. Surinamers hebben een cultuur van praten en alles in de ether laten vervliegen, we hebben geen cultuur van vastleggen. Een risico van een wob kan zijn dat adviseurs, en dat zijn voor een deel hogere ambtenaren, voorzichtig worden, omdat hun adviezen buiten kunnen belanden en dat men verantwoordelijk wordt gehouden voor adviezen die men heeft gegeven. Een zwakte van het Surinaamse bestuur is dat er geen standaarden en wettelijke instructies zijn om dossiers aan te leggen en deze systematisch te bewaren. We zien dat de wet document definieert maar een verplichting oplegt aan bestuursorganen (met uitzondering van een paar) om informatie te delen indien daarnaar wordt verzocht. Informatie wordt in het begin niet gedefinieerd. De indruk ontstaat dat het voorstel van de wob een documentenwet is: dus dat slechts documenten kunnen worden opgevraagd. Opmerkelijk is dat het bestuursorgaan, zoals een ministerie, een verzoek om documenten te verstrekken, kan afwijzen als het verzoek ‘kennelijk onredelijk’ is. Of het verzoek om informatie/documenten kennelijk onredelijk is wordt bepaald door het bestuursorgaan. Er wordt noch in de wet noch in de toelichting uitgelegd wat onder ‘kennelijk onredelijk’ moet worden verstaan. Kennelijk onredelijk betekent dat het verzoek om informatie voldoet aan alle wettelijke vereisten, maar dat de verzoeker behoort te weten dat hij die informatie niet moet vragen. Omdat de bestuursorganen het recht hebben om te bepalen wanneer informatie kennelijk onredelijk is opgevraagd, kan het zijn dat veel zogenaamde ‘gevoelige informatie’ over corruptie, ontheffingen, concessies en vergunningen niet zullen worden verstrekt.
Vreemd is dat bestuursorganen kunnen volstaan door een uittreksel van de documenten aan de verzoeker te geven. Een uittreksel kan het onderzoek naar de ware toedracht van zaken behoorlijk in de weg staan. Onderzoekers hebben belang bij volledige dossiers en het kunnen doornemen van letterlijke stukken. Ontoelaatbaar is het mondeling delen van informatie aan de verzoeker, dat zijn dus aspecten die de wobstructie zullen bevorderen. Er zijn uitzonderingen waar de bestuursorganen geen informatie hoeft te verschaffen. Een vreemde zaak is dat van ‘het in gevaar brengen van de eenheid van de regering’. Dus wanneer een ministerie dat aan partij A behoort een zaak niet kan uitvoeren omdat een minister van partij B niet meewerkt, hoeft dan de informatie niet te worden gedeeld, omdat de regering uit elkaar kan vallen? Mag een ministerie een andere ministerie niet in diskrediet brengen? Er zijn andere uitzonderingen waar informatie niet hoeft te worden verschaft en niet overal zijn we het daarmee eens. Dan gaat het om het niet geven van info om betrekkingen met andere landen te beschermen (voorbeeld het niet geven van info over kleinschalige mijnbouw omdat Brazilië garimpeiros beschermt) en economisch en financiële belangen van de staat (voorbeeld wanneer info wordt gevraagd van bedrijven die substantieel bijdragen aan de staatskas en ze door de openheid in diskrediet kunnen worden gebracht).