Voor het verhogen van de koopkracht is een heel stel op elkaar afgestemde maatregelen nodig. Mercedes Benz heeft dure arbeidskrachten maar door de productiviteit van haar operations in zij in staat om te concurreren in het hoogste marktsegment van luxe auto’s.
Productiviteit is in deze een sleutelwoord. Innovatie is het volgende belangrijke beleidsinstrument. De logische consequentie is dat je de arbeidsproductiviteit alsook de kapitaal productiviteit moet opvoeren. En de arbeidsproductiviteit voer je op door het bekwaamheidsniveau van de factor arbeid op te voeren. Dat betekent constante upgrading van hun kennis en vaardigheidsniveau door training en begeleiding. Ook arbeiders zijn niet uitgestudeerd en verdienen het om de gelegenheid te krijgen om hun kennis en kunde uit te breiden. Het is normaal in het buitenland, niet in Suriname want we hebben alleen geld om billenpoetser’s te financieren, dat opleiding en training in bedrijven gesubsidieerd wordt. Het komt immers de economie ten goede. De kapitaal productiviteit voer je op door een betere investeringselectie.
Innovatie moet bevorderd worden, en dat doe je niet zomaar uit het hoofd. Productiviteit en innovatie bevorder je door beleid, en door een systematisch gestructureerde aanpak. Wij behoeven niet het wiel telkens opnieuw uit te vinden. Je hebt daarvoor speciale instituten nodig. Ik heb ze voorgesteld in 1996 maar de plannen zijn gesaboteerd en gelukkig hoop ik dat dankzij het tripartiet overleg deze alsnog gerealiseerd worden. In Zuidoost-Azië heb je daarvoor het in Tokio gevestigde APO (Asian Productivity Organization).
De drijvende kracht van koopkracht
Vroeger was het zo, en dat was in het tijdperk dat goud de voornaamste dekking van geld was, dat een Surinaamse gulden gelijk was aan twee Nederlandse guldens. Echter de koopkracht van de Surinaamse gulden was minder dan die van de Nederlandse gulden. Waar lag dat aan? Dat lag aan de structuur van de economie. Suriname was en is een derdewereldland gebleven. Voortbrenger van grondstoffen. Het algemeen ontwikkelingsniveau van de bevolking was en is laag. De inrichting van de economische structuur is primitief. Moderne economieën zijn institutionele economieën, dat wil zeggen dat een groot deel van het beleid gedelegeerd is aan speciaal daarvoor opgezette instituten. Deze worden bemand niet door politieke loyalisten maar door professionals op hun vakgebied. Een institutionele economie heeft een veel betere performance dan bijvoorbeeld een economie als de onze waar de politiek zich bemoeit met zaken waar ze geen verstand van heeft.
En koopkracht is vooral in een kleine economie als de Surinaamse afhankelijk van een groot aantal factoren. In deze zijn: inflatie, deflatie, reële inkomen, werkgelegenheid, de wisselkoers, de beschikbaarheid van kapitaal, het rentepeil, marktwerking, belastingdruk, de prijzen van importgoederen. Al deze factoren beïnvloeden ook de concurrentiekracht van de economie.
Koopkracht is dus positief gerelateerd aan concurrentiekracht en daarmee aan de verdiencapaciteit van het land. Verdient het land veel, het BNP stijgt, dan groeit de koopkracht. Productiviteit en innovatie zorgen gezamenlijk ervoor dat de economisch toegevoegde waarde stijgt naarmate de productiviteit en het innovatief vermogen toenemen. U merkt het, een sociale markt economie, is een complex levend ding. Zowat alles hangt met elkaar samen. Naarmate een economie veel producten voortbrengt met een hoge toegevoegde waarde des te meer zullen de inkomens en de koopkracht van de inwoners stijgen. Werknemers in bedrijven die producten voortbrengen met een hoge toegevoegde waarde hebben dan ook een hoger inkomen. Dus het zal beleid moeten zijn om te investeren in sectoren en bedrijven die een hoge economische toegevoegde waarde genereren. En zo’n beleid kan alleen uitgevoerd worden door speciaal daarvoor opgezette instituten, en niet door ministeries waar incompetente ministers denken zich te moeten bemoeien met business iets waar ze compleet geen verstand van hebben.
Wat is de status van de belangrijkste parameters?
Met betrekking tot de concurrentiekracht heb ik voor u een oude tabel uit het dictaat productiviteit voor bedrijfskunde studenten.
Bovenstaande figuur dateert van 2006, de situatie is sindsdien alleen maar verergerd. De formele werkloosheid voor wie de cijfers van het ABS willen geloven bedraagt thans circa 15% echter de verborgen werkloosheid is vele malen hoger en de informele sector neemt zeker de helft van de werkgelegenheid voor haar rekening. Wij gaan rechtstreeks naar Afrikaanse normen en waarden.
De exportconcentratie is gegroeid naar boven de 85%. De overheidsuitgaven als percentage van het BBP is gegroeid van 30% naar 34% en bedraagt haast het dubbele van wat gerealiseerd wordt in de EU, USA en Azië.
Wat is de oplossing?
De oplossing zit hem in herstructurering van de economische inrichting van het land. Echter daarvoor moet je goed inzicht hebben in de werking van de economie van het land. De economie is scheefgegroeid in alle richtingen en facetten.
Het begint bij de keuze van de leiding van het land, en de keuze voor het regeersysteem. Een zuivere parlementaire democratie, een Westminster democratie en regeersysteem, garandeert stabiliteit en vooruitgang, we hebben een halfbakken systeem dat niet werkt. Velen gebruiken als argument dat we wel goed gefunctioneerd hebben verwijzende naar de individuele prestaties van mensen. Wat deze mensen niet zien hoezeer wij in vergelijking met andere landen met minder hulpbronnen slechter zijn gaan functioneren en wat niet gepresteerd is geworden. We hadden op een veel hoger ontwikkelingsniveau niveau moeten zijn bij goed en degelijk beleid. De leiding van het land is zich sinds 1975 niet bewust van haar taken als leiding van een derdewereldland, met als gevolg dat men doelloos rondzwalkt op de golven van de wereldeconomie. De primaire eerste en laatste taak van een regering van een derdewereldland is het opbouwen van het land, niets meer en niets minder. Daarvoor moet je kennis van opbouwen hebben. Onze mensen onze politici hebben slechts kennis van vriendjespolitiek, van patronage, van corruptie, van alle negatieve zaken, maar ze ontberen kennis van hoe je een land moet opbouwen. Het gevolg is, dat men zeer reactief bezig is, met alles wat uit binnen en buitenland komt aanwaaien als issue. Omdat het beleid geen focus heeft op opbouwen. Als er in het bewustzijn van de leiders geen focus is op opbouwen, dan wordt het bewustzijn gevuld met allerlei negatieve wensen en verwachtingen.
Richard B Kalloe