De Vereniging van Economisten in Suriname (VES) is ingenomen met het bereikte Sociaal Akkoord tussen de overheid, de vakbeweging en het bedrijfsleven. Een zekere mate van arbeidsrust als een belangrijke voorwaarde voor de uitvoering van het economisch Herstelplan is inderdaad van belang.
“Maar, we hebben echter niet alleen rust nodig, we willen ook vooruitgang”, zegt VES-voorzitter drs. Winston Ramautarsing. Volgens hem is in het Sociaal Akkoord onvoldoende het accent gelegd op productiestimulering. Alleen met investeringen in de productie kunnen wij uit de economische crisis geraken, vindt de econoom. Volgens hem heeft het particulier bedrijfsleven concrete impulsen nodig om tot investeringen over te gaan. Zoals de zaken er thans voor staan kijken investeerders de kat uit de boom. Als iedereen zit te wachten wat er gaat gebeuren, zal er ook niets gebeuren.
In het Sociaal Akkoord is teveel de focus gelegd op de sociale kant van de samenleving, zoals armoedeverlichting en sociale rust. Er is weinig of nauwelijks aandacht gegeven aan maatregelen voor economisch herstel en stimulering, werkgelegenheid creatie en sanering van het overheidsapparaat.
Investeringsklimaat
Ramautarsing vindt de oproep van minister Albert Ramdin van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerking (BIBIS) in Dubai gedaan aan investeerders om in Suriname te komen investeren, een goede zaak. Om de economie uit het dal te krijgen zijn er inderdaad investeringen nodig. Maar, met een oproep alleen komen de investeerders nog niet. Er dient gewerkt te worden aan de verbetering van het investeringsklimaat in Suriname.
De VES-voorzitter zegt dat potentiële investeerders niet afgaan op mooie woorden, maar zelf ook wel erachter kunnen komen hoe het land ervoor staat als het gaat om het investeringsklimaat. Op dat stuk staat Suriname internationaal helaas er niet zo best voor. Op de internationale ranglijst van “ease of doing business” landen, staat Suriname op de 162e plaats op de lijst van 188. Dat betekent dat we als land in de onderste regionen zitten en dat er nog heel wat werk te doen is om het land aantrekkelijker te maken voor buitenlandse investeerders. Van de 150 voorstellen c.q projecten aan directe buitenlandse investeringen die volgens de regering bij het ministerie van BIBIS zouden liggen, is tot nog toe slechts één eruit gerold (het Deense HPSG koolwaterstofproject). Dat tot nog toe weinig concreets aan investeringen zijn binnen gehaald heeft volgens de VES-voorzitter in belangrijke mate te maken met het investeringsklimaat.
Bij “ease of doing business” in een land gaat het onder meer om de toegang tot nutsvoorzieningen, het gemak om juridische geschillen op een snelle manier afgehandeld te krijgen, het belastingsysteem, snelle procedures om een naamloze vennootschap op te zetten, een goed geregeld systeem van patent- en octrooirechten, flexibele arbeidswetgeving, goede infrastructuur en het beschikbaar krijgen van grond. Aan deze en nog meer andere zaken dient er nog hard gewerkt te worden, vindt de VES-voorzitter.
SS