Er is in de media veel aandacht voor het eerste tripartiete akkoord die in Suriname is gesloten. Wij hebben gisteren in het algemeen en met betrekking tot de fiscale maatregelen onze aandacht laten gaan. Een belangrijk onderdeel van het akkoord is de koopkrachtversterking. De werknemers hebben veel koopkracht verloren en dat moet dus gecompenseerd worden. Anders zal dat leiden tot een zware teruggang in de kwaliteit van het leven en misschien ook ondervoeding en het uitvallen van kinderen uit het schoolsysteem.
Het akkoord gaat ervan uit dat koopkrachtversterking in principe zowel de consument als de private sector ten goede komt. Het resulteert in een groter besteedbaar inkomen van de consument. Terecht stelt het akkoord dat de versterking op dusdanige wijze dient te gebeuren, dat het geen negatieve effecten oplevert voor de nog fragiele macro-economische situatie. Eigenlijk is de macro-economische situatie in Suriname altijd fragiel geweest. Te veel geld in de omloop kan maken, dat de afroming van de overliquiditeit door de Centrale Bank teniet wordt gedaan. Ook kan de relatieve stabiliteit van de wisselkoers ongedaan gemaakt worden. Het Tripartiet Overleg is op dit stuk nog niet klaar. De regering zal in TO informatie geven over de impact van de koopkrachtversterking op het macro-economisch klimaat. Daarvoor zal dus een analyse moeten worden gemaakt. Het causaal verband tussen economische ontwikkelingen en de koopkrachtversterking of andere externe factoren wordt wel een nauwkeurige zaak. Regeringen hebben namelijk de neiging om negatieve conjunctuur te verbinden aan externe factoren. We hebben het eerder gezegd en ook nu constateren we dat het bedrijfsleven een milde houding heeft wat betreft de oneerlijke en oneigenlijke concurrentie. Dan hebben we het over bedrijven die door de regeringen worden voorgetrokken in het gunnen van werken en aankopen, bedrijven die allerlei ontheffingen krijgen voor het betalen van belastingen en heffingen (selectief), bedrijven die in overtreding zijnde niet worden beboet en bedrijven die concessies en vergunningen van de regering krijgen. In het akkoord wordt geen stelling genomen tegen deze oneerlijkheid. Er wordt zo geen onderzoek en berechting beloofd binnen een bepaalde periode. Ook gedoogde smokkel levert een bevoordeling op. Er staat wel in het akkoord dat bedrijven hierdoor in problemen zijn gekomen. Daarbovenop komt de situatie dat bedrijven schulden hebben en geld moesten lenen. Ook de verschillende lockdowns hebben aan de situatie bijgedragen. De koopkrachtversterking is er ook voor de private sector. Dat betekent dat de bedrijven extra uitgaven zullen hebben. Maar er staat dat de overheid de koopkracht van de burger in 2022 zal verbeteren. Dat betekent dat de regering belastinginkomsten zal inleveren. Doel is wel dat het netto besteedbaar inkomen. Maar er moet geen verder aanwakkering van de inflatie plaatsvinden. Belangrijk is dat de regering nadruk legt op 2 zaken: bedrijfszekerheid ten eerste en dat betekent dat bedrijven in stand moeten blijven. Maar daarbij moet men rekening houden dat alleen de gezonde bedrijven in stand worden gehouden. Ondersteuning in Nederland bijvoorbeeld heeft ertoe geleid dat ongezonde bedrijven die onder normale omstandigheden zouden sluiten, toch in stand zijn gehouden. Dat is een ongewenst effect van de overheidsondersteuning. Verder benadrukt het akkoord ten tweede het behoud van werkgelegenheid. Dat betekent dat er geen ontslagen zullen moeten vallen. Bedrijven zullen samen met de werknemers moeten werken aan de versterking van de bedrijven. In het akkoord staat dat voor de ambtenaren er loonrondes zullen komen in januari en juli. Indien de wisselkoers en inflatie boven de 50% uitkomen in 2022 kunnen zelfs op kwartaalbasis nieuwe afspraken worden gemaakt. Bedrijven met cao’s vallen buiten dit akkoord, die moeten dus zelf gaan onderhandelen of en hoeveel de loonsverhoging moet zijn. De vraag rijst wat er zal gebeuren in de bedrijven zonder een cao, dus de meerderheid van de bedrijven. Daar zullen dus de ondernemers een verhoging moeten toepassen. De vraag rijst wat er zal gebeuren als deze bedrijven geen loonsverhogingen toekennen. Daarom staat in het akkoord dat rekening zal moeten worden gehouden met het vermogen van de private sector om de nodige looncorrecties door te voeren. De kans is dus groot dat een groot deel van de bedrijven de loonsverhogingen niet gaan kunnen betalen. Er moet geen concurrentie komen tussen de lagere functies in de publieke sector en die in de private sector. Een interessant punt is dat er ook gelet moet worden op de productiviteit van de werknemers. De productiviteit in Suriname is over het algemeen laag, aan de ene kant omdat de attitude en skills van werknemers niet op het juiste niveau zijn. En ten tweede dat bedrijven niet gericht zijn op productiviteit. Opmerkelijk is dat het ongewenst is dat in de publieke sector verschillende ambtenarengroepen aparte salarisreeksen hebben. Opvallend is dat de extra uitgaven volgens het akkoord eerst verdiend moeten worden met extra inkomsten. Dat is op zich een positieve zaak maar niet eenvoudig. Het zal afhangen van de politieke wil.