In de samenleving is er momenteel aanhoudend veel meer aandacht rondom het onderwerp van de collectieve landrechten van de inheemse en de tribale volken. Het was recent hier aan de orde toen de gewezen leider van de gewapende rebellengroep de Tucajana’s harde maatregelen aankondigde indien niet werd opgehouden met het verkavelen en opdelen van hun woon- en leefgebieden, zonder ooit met de inheemse en de tribale volken af te stemmen. Inmiddels is enkele dagen terug in de media gemeld dat 75% van het binnenland al onder concessionarissen en degenen die het recht van grondhuur bezitten, is bezet.
We kijken in grote lijnen naar de interessante zaken die in het wetsvoorstel Wet Collectieve Rechten Inheemse Volken en Tribale Volken zijn opgenomen. Opmerkelijk is het concept van benefit-sharing. Dat is het ‘op billijke en eerlijke wijze delen in de voordelen die voortvloeien uit het gebruik van natuurlijke hulpbronnen’. Dat betekent dat de inheemse en tribale volken moeten delen in de voordelen die het ontginnen van goud, hout, water en andere hulpbronnen oplevert. Interessant is ook het concept van FPIC: free, prior and informed consent. Opmerkelijk is dat consent wordt vertaald als toestemming. Betekent dit dat de inheemse en tribale volken voor de uitvoering van een idee, project, programma, beleid of andere maatregel eerst toestemming moeten geven. Wij gingen er altijd van uit dat het bij consent niet ging om een veto maar om een instemming. Daarmee moet in de wet rekening worden gehouden.
Belangrijk is ook dat er oprechte en juiste informatie aan de gemeenschappen moet worden gegeven. De titel op de grond die deze wet wil invoeren is ‘collectief eigendomsrecht’. Dat is het recht dat gegeven zal worden aan de inheemse volken en de tribale volken als collectiviteit. Dus de individuen in deze gemeenschappen krijgen geen rechten om daarmee bijvoorbeeld kapitaal aan te trekken of hypotheek te vestigen. De grond gaat behoren aan de groep en blijft van de groep; het valt niet in handen van stedelingen, ondernemers of banken. De gemeenschappen moeten aan de grond worden gebonden. Deze gemeenschappen dienen het vrije genot te hebben over het grondgebied. Ze moeten vrij gebruik kunnen maken van hun woon- en leefgebied, maar ook de traditioneel in gebruik zijnde natuurlijke hulpbronnen. Ze moeten ook vrijelijk gebruik kunnen maken van de traditionele kennis, collectief intellectueel eigendom en cultureel eigendom.
De collectieve rechten zijn de rechten die toekomen aan de collectiviteit van de volken. De vraag rijst dan ook wat een dorpsgemeenschap is. Dat is een gemeenschap bestaande uit gezinnen en individuele bewoners. De dorpsgemeenschap kan deel zijn van de Inheemse of Tribale Volken. Die gemeenschap moet een functioneel traditioneel gezag hebben en een traditioneel bestuurssysteem. De grondenrechten zijn collectieve eigendomsrechten op grond, grondgebieden en natuurlijke hulpbronnen die ze traditioneel hebben bewoond, in het bezit hebben of hadden. Ze hebben het recht om deze grond, grondgebieden en natuurlijke hulpbronnen, te gebruiken, te ontwikkelen en te besturen.
Opmerkelijk is ook dat de wet praat over zelfbestuur. Dit is het punt waarop de Colakreekconferentie van de vorige regering is mislukt. Zelfbestuur is volgens de wet het traditioneel bestuur dat de inheemse en tribale Volken hebben en gebruiken voor hun eigen interne en autonome bestuurlijke processen. Deze processen zijn er al en zijn in werking. Deze wet creert daarmee niets nieuws maar bevestigt alleen wat er al bestaat. Opmerkelijk is ook dat de wet de inheemse en tribale volken aanmerkt als te zijn rechtspersonen, die dus kunnen beheren en beschikken. Het doel van deze wet is de garandering van de rechtszekerheid en rechtsbescherming van de collectieve rechten van de inheemse volken en tribale volken in Suriname. Hiertoe worden deze volken als zodanig erkend als rechtspersoon, zodat zij nu, in tegenstelling tot voorheen, voor en namens zichzelf als collectief op recht en in het bijzonder rechtspraak een beroep kunnen doen.
Er zijn landen in de wereld waar de situatie van de inheemse en tribale volken al bij wet is geregeld. Interessant is bijvoorbeeld ook de optiek van de VIDS. De inheemse volken van Suriname zijn de oorspronkelijke volken van deze regio die al hier woonden nog voordat er immigranten uit andere delen van de wereld hiernaartoe kwamen. De eerste kolonisatoren hebben veel wreedheden tegenover de inheemsen gepleegd, vanaf omkoping, kerstening en cultuurvernietiging, tot en met slavernij en uitmoording van grote delen van deze volken. Veel dorpen zijn noodgedwongen gevlucht en soms meermalen verhuisd. In de loop van de eeuwen veranderde ook de staatsrechtelijke status van het land dat bekend ging staan als Suriname. Eerst het onbegrensde gebied van de inheemse volken, daarna als begrensd gebied geclaimd als eigendom van de kroon van opeenvolgende Europese mogendheden. Daarbij maakten ze gebruik van de doctrine van “niemandsland” dat ze in bezit mochten nemen omdat er toch “niemand” daar woonde. En tenslotte een republiek, door de laatste Europese kolonisator Nederland overgedragen aan de Surinaamse regering.