Op 20 november is wereldwijd Kinderrechtendag herdacht. Op 20 november 1989 namen de Verenigde Naties in New York het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind unaniem aan. Bij Kinderrechtendag draait het allemaal om de herdenking van de aanname van het Kinderrechtenverdrag door de Verenigde Naties. Het ministerie van Sociale Zaken is overall de gesprekspartner van de VN wanneer het gaat om de naleving van de kinderrechten. Maar bijna alle ministeries hebben direct of indirect de verantwoordelijkheid over de naleving van de kinderrechten. Binnen de VN is het voornamelijk de Unicef die gaat over de kinderrechten, maar er zijn ook andere organisaties die delen van het verdrag in uitvoering hebben. Suriname is partij bij het Kinderrechtenverdrag en moet ook regelmatig rapporteren.
Over het algemeen is er bij degenen die zich bezighouden met de kinderrechten in Suriname, geen goed gevoel over de naleving van deze rechten. De regering is hoofdverantwoordelijk voor de uitvoering van deze regels. We zien dat de Surinaamse overheid zowel in de periode van partiele zelfbestuur vanaf 1954 als de volledige soevereiniteit vanaf 1975 geen traditie heeft opgebouwd om op basis van de wetgeving verantwoordelijk te zijn voor de opvang en degelijke zorg van alle kinderen in nood. Toen we veel socialezekerheidsregelingen kregen in de militaire periode, is ook daar nagelaten om de opvang en zorg van kinderen in nood middels decreten te regelen.
We weten dat na de militaire periode tot heden het heel moeilijk gesteld is om gestructureerd en duurzaam sociale problemen in Suriname aan te pakken. Het draait over het algemeen niet om geld, maar om capaciteit om te overzien hoe problemen opgelost kunnen worden, het gebrek aan politieke wil en de moeite die het in Suriname kost om wet- en regelgeving tot stand te brengen. Het gevolg van dit alles is dat de private organisaties, zonder dat ze daartoe verplicht zijn, een groot deel van de sociale opvang en zorg van de kinderen op zich moet nemen. We zien ook dat de Staat, vanaf toen men ongebreideld met het geld over de balk begon te smijten, de financiële ondersteuning aan deze private organisaties heeft onderworpen aan strenge regels. Het kost de organisaties moeite om sociale steun van de regering te krijgen, nota bene voor zorg die primair rust op de overheid zelf. We horen dat er een kentering ten goede in deze zaak begint te komen en we hopen dat op dit stuk de overheid in het sociaal vangnet goede ruimte aan geeft.
In het Herstelplan is er ruimte voor een sociaal vangnet maar, dat moet niet alleen gericht zijn op de volledige gezinnen. De sociale organisaties die kinderen en ook kinderen met beperkingen, soms dubbele beperkingen, opvangen, moeten ook de volledige hulp krijgen. En dan is het niet erg dat de regering als subsidiegever vraagt aan de organisaties dat ze openheid van de financiële zaken geven. Aan de andere kant moet de subsidie van de overheid gebaseerd zijn op de reëel zorg van de kinderen, dus wat de redelijke zorg van de kinderen kost. Het gaat om gezond en voedzaam gevarieerd eten en drinken, gezondheidszorg, verzekeringen, onderwijs, zinvolle vrijetijdsbesteding, sport, spel en vertier en cultuur- en religiebeleving.
De regering moet niet doen alsof een deel van de kosten niet bestaat, dus struisvogelpolitiek spelen. Suriname heeft altijd en nog steeds genoeg geld gehad om deze organisaties goed te steunen, maar we zien dat de politieke wil er noot aanwezig is geweest. Ieder kind heeft recht op bescherming zonder enige vorm van discriminatie, zegt de grondwet. Wanneer de situatie in het land door de houding van de regering ervoor zorgt dat kinderen in de opvangtehuizen slechte zorg krijgen, dan levert dat een discriminatie op van deze kinderen op grond van het feit dat ze geen ouders of verzorgers hebben.
Jeugdigen genieten bijzondere bescherming voor het genot van economische, sociale en culturele rechten, staat in de grondwet. Het geldt voor alle kinderen, ook de kinderen die geen ouders hebben en/of zorgbehoevend zijn. De grondwet noemt de toegang tot onderwijs en cultuur. De grondwet noemt, voor degenen die uit het onderwijssysteem vallen, de toegang tot beroepsscholing. De grondwet noemt ook fysieke scholing (wat op schoolbekend is als lichamelijke opvoeding: gymnastiek), sport en vrijetijdsbesteding. De regering heeft de verantwoordelijkheid om maximaal bij te dragen aan ‘de ontwikkeling van de persoonlijkheid van de jonge mens’. Door verwaarlozing en het achterhouden van hulp, terwijl de elite in dure auto’s rijdt en dure reizen maakt, is niet in het belang van de ontwikkeling van de persoonlijkheid van de jonge mens, want de kinderen zien het. De hulp aan kinderen, inclusief de wezen en de halfwezen, staat als een plicht opgenomen in de normen van alle grote religiën die in Suriname aanwezig zijn: zowel het christendom, als het hindoeïsme en de islam. Surinamers en haar politieke leiders pretenderen religieus te zijn, maar hoe lukt het ze dan niet, als beheerders van de collectieve belastinggelden van de samenleving, om adequaat bij te dragen en hoofdverantwoordelijk te zijn bij de zorg van de kwetsbare kinderen?