De tienduizenden Nederlandse ouderen van Surinaamse afkomst die een gedeeltelijke AOW-uitkering ontvangen, kunnen geen aanspraak maken op financiële compensatie. Dat schrijft de Raad van State in een vrijdag verschenen advies.
De Raad keek op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de wettelijke grondslag voor zo’n tegemoetkoming. Die ontbreekt, omdat Suriname voor de onafhankelijkheid in 1975 niet tot het Nederlandse “Rijk in Europa” behoorde, aldus de Raad van State. Bij de invoering van de AOW in 1956 was dat een voorwaarde voor het basispensioen.
Tienduizenden ouderen die in de periode voor de onafhankelijkheid in 1975 in Suriname woonden, krijgen al jaren geen volledige uitkering, waardoor sprake is van het zogenoemde AOW-gat. Dat komt doordat Suriname voor de AOW als buitenland wordt aangemerkt, ook al was het land voor 1975 onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden.
Mensen die voor de Surinaamse onafhankelijkheid naar Nederland emigreerden, hebben daardoor geen volledig basispensioen kunnen opbouwen. Gevolg is dat ruim 30.000 ouderen momenteel honderden euro’s pensioen per maand mislopen.
De Tweede Kamer diende in 2020 al een motie in om te onderzoeken of deze groep toch kan worden gecompenseerd, en afgelopen zomer pleitte de commissie-Sylvester voor het dichten van het gat door middel van een eenmalige, belastingvrije tegemoetkoming.
De commissie erkende in zijn rapport al dat het kabinet juridisch gezien niet verplicht is om het geld uit te keren, maar deed een moreel appèl aan demissionair minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Die heeft daarop de Raad van State om nog een advies gevraagd.
De Raad van State heeft de afwegingen uit het rapport van de commissie-Sylvester niet meegewogen en alleen naar het juridische aspect van de kwestie gekeken. Een beslissing over het toekennen van de tegemoetkoming wordt overgelaten aan het volgende kabinet.