Het is de taak en de verantwoordelijkheid van de overheid dat de samenleving gezond blijft en goede gezondheidszorg steeds gewaarborgd moet zijn. Op grond van de huidige mogelijkheden en vooruitzichten met betrekking tot de aanpak van het SARS-COV-2 virus, is vaccinatie tegen het virus van het overgrote deel van de bevolking het enige redmiddel om uit deze pandemie te geraken. Zo staat onder meer in de toelichting van het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet Uitvoering Burgerlijke Uitzonderingstoestand.
De aanpassing van de geldende wet is bedoeld om de vaccinatiebereidheid onder de bevolking te vergroten. In de wet worden bepalingen toegevoegd die de toegang tot de werkplek slechts mogelijk maakt, indien men een bewijs van vaccinatie overlegd. “Ondanks uitputting van alle mogelijke middelen en manieren daartoe is er nog geen sprake van grote bereidwilligheid om zich te laten vaccineren. De gevolgen zijn nog steeds merkbaar en nemen ergere vormen aan als alleen wordt gekeken naar het aantal dagelijkse besmettingen en doden en de onhoudbare druk op de totale gezondheidszorg”, zo staat in de Memorie van Toelichting van het wetsontwerp.
Uitgangspunten WHO en ILO
In de Memorie van Toelichting wordt gewezen op de uitgangspunten die de Wereldgezondheidsorgansiatie (WHO) en de Wereld Arbeidsorganisatie (ILO) hanteren in hun benaderingen met betrekking tot de Covid-19 pandemie.
De WHO constateert dat het niet ongebruikelijk is dat overheden en instituten sommige handelingen of bepaalde soorten van gedrag onderhevig stellen aan verplichte vaccinatie teneinde het welzijn van individuen of gemeenschappen te beschermen. De WHO gaat ervan uit dat dit verplichte vaccinatiebeleid ethisch gerechtvaardigd kan zijn, aangezien het van cruciaal belang kan zijn voor de bescherming van de gezondheid en het welzijn van het publiek. Aangezien verplichte vaccinatie kan indruisen tegen individuele burgerrechten, vrijheden en de zelfbeschikking, moet worden gestreefd naar een evenwicht tussen gemeenschappelijk welzijn en individuele vrijheden. De WHO benadrukt dat, indien vaccinatiebeleid indruist tegen een individuele vrijheid, dit op zichzelf niet betekent dat dit beleid ongerechtvaardigd is. De rechtvaardiging moet hierin zijn gelegen dat het beleid dient ter bevordering van een ander waardevol sociaal doel, zoals het beschermen van de openbare gezondheid.
In goed overleg
De ILO zelf geeft aan dat haar verdragen en aanbevelingen niet direct ingaan op de kwestie van verplichte vaccinaties als arbeidsvoorwaarde. De ILO gaat er in haar recente richtlijnen uitgebracht door het ‘Committee of Experts’ wel van uit, dat op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk, onder de beschermende maatregelen waartoe werkgevers verplicht zijn, ook vaccinaties kunnen vallen. ILO Conventie no. 155 (Occupational Safety and Health Convention, 1981) en ILO Conventie No. 187 (Promotional Framework for Occupational Safety and Health Convention, 2006) vereisen hiervoor wel specifieke samenwerking tussen management en werknemers (de bond) op het ondernemingsniveau.
Hoewel werkgevers een algemene verplichting hebben om ervoor te zorgen dat de werkplekken veilig zijn, is overleg met werknemers over alle aspecten van veiligheid, gezondheid en welzijn een essentieel element voor de besluitvorming. De samenwerking is van cruciaal belang voor de uitvoering van werkplek-gerelateerde preventiemaatregelen.
De ILO geeft aan, dat zij vaccinaties eerder benadert als een recht van de werknemers dan als een plicht, zoals geregeld in de ILO Aanbeveling No. 157 voor verpleegkundig personeel (Nursing Personnel Recommendation, 1977). Die bepaalt dat in immunisatie moet worden voorzien met betrekking tot verplegend personeel dat regelmatig aan speciale risico’s wordt blootgesteld. ILO Aanbeveling No. 171 met betrekking tot arbeidsomstandigheden (Occupational Health Services Recommendation, 1985) stelt dat bedrijfsgeneeskundige diensten, waar mogelijk en passend, immunisaties zouden kunnen uitvoeren met betrekking tot biologische gevaren in de werkomgeving. De ILO bepaalt in haar bovengenoemde guidelines dat, indien (op basis van specifieke omstandigheden van het specifieke beroep of de sector), een besluit over verplichte vaccinatie wordt genomen door de werkgever, deze op niet-discriminerende wijze dient te worden uitgevoerd, in overeenstemming met de vereisten van Conventie No. 111 (Discrimination (Employment and. Occupation) Convention, 1958), en met inachtneming van specifieke omstandigheden met inbegrip van vrijstellingen. Uit het bovenstaande blijkt dus dat de ILO een vaccinatie vanuit de werkgever niet zonder meer uitsluit, maar het is in casu sector- en werkplek-gebonden.
Gezondheidszorg als mensenrecht
De noodzaak van overheidsoptreden ter bestrijding van de epidemie vloeit mede voort uit het recht op gezondheidszorg als mensenrecht. De Grondwet waarborgt dat de overheid maatregelen treft ter bevordering en bescherming van de volksgezondheid. De strekking van dit sociaal grondrecht komt overeen met hetgeen in internationale verdragen is bepaald. Zo brengt bijvoorbeeld artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake Economische en Sociale en Culturele Rechten (IVESCR) mee, dat het recht op een zo goed mogelijke lichamelijke en geestelijke gezondheid wordt erkend door de overheid en dat ter volledige verwezenlijking van dat recht maatregelen worden genomen, zoals maatregelen ter voorkoming, behandeling en bestrijding van epidemische en endemische ziekten alsmede van beroepsziekten en andere ziekten. Overheidsmaatregelen ten behoeve van de (volks)gezondheid kunnen raken aan grondrechten, zoals het privéleven of bewegingsvrijheid. Als de maatregelen een beperking inhouden van vrijheidsrechten, dan moeten de maatregelen voldoen aan de zogenoemde beperkingsclausules, waarin de meeste van deze vrijheidsrechten voorzien.
Slechts voor legitiem doel
Maatregelen kunnen slechts worden ingezet als zij een legitiem doel dienen. De bescherming van de volksgezondheid wordt bij een aantal grondrechten expliciet als doelcriterium genoemd. De maatregelen alsook de wettelijke basis dienen een legitieme doel en zal steeds kenbaar en voorzienbaar moeten zijn. Het is voorts proportioneel en in overeenstemming met het subsidiariteitsvereiste. Deze wet biedt de grondslag daartoe alsmede ten aanzien van de bij presidentieel besluit te treffen regelingen. Deze maatregelen kunnen worden getroffen ter bescherming van de (volks)gezondheid als legitiem doel, nu er sprake is van een epidemie van een infectieziekte. De specifiek te treffen maatregelen zijn noodzakelijk, waarbij sprake is van een dringend maatschappelijk belang en de vereiste proportionaliteit in acht wordt genomen. Aldus luiden passages uit de toelichting van het wetsontwerp.
SS