Morgen wordt in Suriname middels een nationale dag herdacht de Dag van de Marrons. Deze dag is bedoeld om stil te staan met de offers die de voorouders hebben gebracht en de bijdrage die deze groep in Suriname heeft gebracht en brengt in de ontwikkeling van onze jonge republiek. Deze dag is ook om te erkennen de achterstanden en uitdagingen die deze groep nog ervaart en de successen die de groep heeft meegemaakt en beleefd. Een ding kan in 2021 zeker worden gesteld: de marrons zijn geen minderheidsgroep in het land, de marrons zijn prominent in het bestuur en de politiekvoering van het land aanwezig. Dit laatste vindt plaats middels politieke partijen die zich profileren en bedoeld zijn uitsluitend voor en door de marrons. Dat blijkt bijvoorbeeld recent weer toen door de minister van Justitie en Politie een kabinet op zijn ministerie instelde. En omdat deze groep niet meer als beschreven kan worden als een groep die niet in de politiek en het bestuur is vertegenwoordigd, is het niet raadzaam meer om te praten over een achtergestelde groep. Een groep die vertegenwoordigd wordt door politieke partijen en politici met uitsluitend een groepsfocus (dus geen nationale focus) en dat gedurende regeringen van verschillende pluimage, kan niet als een achtergestelde groep worden aangeduid. Er zijn gedurende 20 jaar constant politieke partijen, ministers en DNA-leden in functie die komen uit de marronpartijen. Nu is er zelfs een vp (op momenten ook een waarnemend president) en een voorzitter van DNA die afkomstig zijn van de groep. Daarmee is evenwel niet gezegd dat er de groep op gelijke voet als de rest van de samenleving en meer de stedelijke bevolking profiteert van ontplooiingskansen en van faciliteiten en de zorg vanuit de overheid. Er wordt rondom herdenkingsdagen vaak gezegd dat in het land gekeken moet worden naar hoe andere groepen uit een slavernij- of slavernij-achtige situatie geklommen zijn naar een maatschappelijk stevige positie. Wanneer het neerkomt op het komen tot meer economische vooruitgang dan denken wij aan de grondwet en aan onderwijs, arbeid en ondernemerschap. We hebben hier tientallen keren geschreven en zullen het blijven herhalen: het binnenlandse kind wordt al jarenlang gediscrimineerd, maar geen politicus die dit echt als storend ervaart. In principe had Abop, als ze duurzame ontwikkeling van haar achterban had nagestreefd, als eerste de scepter hebben willen zwaaien op het ministerie van Onderwijs en dan professor Orie of dr. Levens of andere echte deskundigen namens de partij op de stoel zetten met de opdracht om niet te vergeten het jarenlang gediscrimineerde kind van het binnenland. Maar dat zien we niet, we zien dat men eerder grijpt naar NH. We zien weer dat er niet wordt gewerkt aan de duurzame ontwikkeling van de marrons waarvan wordt gezegd dat ze in een achterstandspositie zitten, ondanks weer zoveel macht in handen van Abop. En dan komen we op het gebied van de arbeid. We weten dat door het gebrekkige onderwijs in het binnenland, het niet kunnen lezen van contracten en wetten, arbeiders uit het binnenland eerder dan andere burgers van het land slachtoffer kunnen worden van werkgevers die werknemers uit lokale dorpen uitbuiten. We zien hier weer geen beleid van de Abop gericht naar de ondernemers om op hen een beroep te doen dat ze de werknemers uit de lokale gemeenschappen goed behandelen. En dat ze geen gebruik maken van allerlei uitbuitende contracten en constructies om deze mensen uit te buiten door ze bijvoorbeeld lage lonen te betalen en hen onder gevaarlijke omstandigheden zonder veiligheidsattributen te laten werken. In het binnenland is er veel goud en hout. De concessies en de vergunningen worden hier gegeven door NH. Dit ministeries moet dus de ondernemers aanspreken en dat zien we ook niet gebeuren. Internationaal wordt gewaarschuwd voor de arbeidsuitbuiting van de leden van de inheemse en de tribale volken, maar helemaal erg wordt het wanneer de eigen mensen de lokale mensen uitbuiten. En bijvoorbeeld kinderen van het binnenland kansen ontnemen door hen vroeg om goudvelden te laten werken. En dan komen we op het gebied van het ondernemerschap. We zien al geruime tijd dat vanuit ngo’s er pogingen worden ondernomen om vooral vrouwen in de agrarische productie en in de lokale nijverheid te ondersteunen. Maar ook hier missen we, ondanks de aanwezigheid van marronpartijen in het regeercentrum, dat de regering middels effectieve programma’s klein en middelgroot ondernemerschap in de landbouw, de veeteelt, de visserij, het transport, het toerisme, duurzame bosbouw, bosbijenteelt, de homeopathie, de groene energie en de agro-industrie stimuleert. Niet door met vergunningen te strooien, maar door met opleidingen en trainingen, stabiele duurzame ondernemers te vestigen. En lokale productiestructuren te organiseren met tientallen coöperaties. Er zijn ontelbare internationale ngo’s en er is enorm veel donorgeld ter beschikking om de gemeenschappen inheemse en tribale te ontwikkelen met lokale industrie. De mensen kunnen lokaal zaken doen op internationaal niveau, exporteren en lokaal rijk worden en goede werkgelegenheid scheppen, maar wat we merken is dat de focus er niet is. In 2021 constateren we bij de Dag van de Marrons, dat het misschien wel leuk is om met zijn allen een nationale dag te beleven en feest te vieren, maar de kern van de zaak is dat de vertegenwoordigers van de groep niet gefocust zijn op duurzame ontwikkeling van de groep. Dat is eerder niet gebeurd en dat gebeurt nu weer niet. En daarom blijven we maar praten over een achtergestelde groep, maar de zaak moet dus anders worden gebracht. En veel hangt dus ook van het politiek leiderschap.