We merken nu dat de regering, met de informatie die men heeft met betrekking tot het verloop van de pandemie en wat het kan worden, het onvermijdelijke en pijnlijke besluit heeft moeten nemen om de verplichte vaccinatie toe te staan. De verplichte vaccinatie is geen directe verplichting wereldwijd, maar een indirecte. Dat betekent dat burgers, werknemers in verschillende sectoren en ambtenaren vrij zijn om de aangeboden vaccinatie te accepteren of niet. Maar het staat werkgevers, gelet op de specifieke omstandigheden van de werkplek, ook vrij om te bepalen wie ze tot de werkplek toelaten en wie niet.
Deze regels van toegang en ook de coronapas zijn al van toepassing in verschillende landen. Wanneer werkgevers zoals ambtenaren, werkers in de zorg en de hospitalen etc… besluiten dat alle actieve werknemers gevaccineerd moeten zijn, dan is er dus sprake van een indirecte dwang. Dat betekent dat als men kiest om zich niet te laten vaccineren, daaruit met betrekking tot de werkplek consequenties kunnen ontstaan.
Een consequentie kan zijn dat de werkgever een straf mag opleggen aan de werknemer zoals een waarschuwing, een schorsing, een schorsing met inhouding van salaris, een degradatie of zelfs ontslag uit de dienst. Wat ook kan is dat de werknemer met verplicht betaald en daarna onbetaald verlof thuis wordt geparkeerd, zoals het in bepaalde landen al gebeurt. De organisatie gaat dan door met werknemers die gevaccineerd zijn. Maar hier kan het zijn dat dan een bepaalde ongezonde werkdruk ontstaat op de gevaccineerde actieve werknemers. Op den duur zullen dan de werknemers die niet inzetbaar zijn, tijdelijk en dan permanent dienen te worden vervangen, dus te worden ontslagen. Werknemers komen dan in het geweer en de vonnissen die worden gewezen, die halen dan het nieuws. Het is enkele keren al voorgekomen onder andere in de VS, dat de rechter de ontslagen heeft gehonoreerd en sterker nog dat ten minste 1 antidiscriminatiecommissie al heeft geoordeeld dat zulke ontslagen geen discriminatie inhouden.
We hebben recent ook gehad het nieuws uit buurland Guyana, waar regeringsgebouwen en andere openbare plekken niet te betreden zijn zonder een vaccinatiepas.
Nederland is misschien niet qua beleving van vrijheden een land waar wij naar zouden moeten kijken, maar we zullen vandaag hier toch kijken naar wat de het College voor de Rechten van de Mens, een onafhankelijke toezichthouder op de mensenrechten in Nederland, over verplichte vaccinatie stelt. Het instituut is bij wet. Het College schrijft dat de mensenrechten laten behoorlijk wat ruimte aan de overheid laten om maatregelen te treffen ter bescherming van de volksgezondheid, ook als die een beperking van de vrijheid van burgers opleveren. Er zijn zelfs mensenrechtenbepalingen die juist van de overheid verlangen dat ze optreedt. Zo is de Nederlandse overheid verplicht om maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid (grondwet). Zij moet epidemieën zoveel mogelijk voorkomen (Europees Sociaal Handvest). En moet de regering het recht op een zo goed mogelijke gezondheid van eenieder garanderen (Internationaal Verdrag Economische, Sociale en Culturele Rechten). Als er echter vrijheidsrechten worden ingeperkt om de gezondheid te beschermen, dan stellen allerlei mensenrechtenbepalingen ook weer grenzen aan die vrijheidsbeperkingen.
Belangrijk is echter dat de rechten en vrijheden die in de afgelopen periode ingeperkt werden als gevolg van de coronamaatregelen geen absolute rechten zijn. Inperkingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld ook op het recht op lichamelijke integriteit of het huisrecht. Dus een vaccinatieplicht is niet per definitie in strijd met de mensenrechten. Er is volgens het college een mensenrechtelijke opdracht voor de overheid om op te treden ter bescherming van de gezondheid, maar tegelijkertijd stellen de Nederlandse grondwet en allerlei mensenrechtenverdragen ook grenzen aan de inbreuk op allerlei vrijheidsrechten die daarbij plaatsvindt.
Bij alle bovengenoemde rechten en vrijheden geldt de bescherming van de volksgezondheid als legitiem doel om inbreuken te kunnen rechtvaardigen. Maar naast zo’n legitiem doel moet nog aan enkele andere eisen worden voldaan, wil een inbreuk echt gerechtvaardigd zijn: ten eerste de eis van een wettelijke basis en ten tweede de eis van evenredigheid (proportionaliteit). Een inbreuk op een vrijheidsrecht moet wettelijk geregeld zijn. De regels moeten ook duidelijk zijn om willekeur bij handhaving te voorkomen. De Nederlandse grondwet eist dat inperkingen van vrijheidsrechten worden geregeld in een wet die is vastgesteld door de regering en het parlement.
Zo zien we dus dat het best wel mogelijk is om grondrechten, waarop een aantal personen inclusief enkele juristen zit te hameren, best wel mogelijk is om die in te perken. Bij de wet uitzonderingstoestand is al voldoende aan de orde gekomen dat ook onze grondwet beperking van grondrechten toestaat. In geval van oorlog, oorlogsgevaar, staat van beleg of een andere uitzonderingstoestand of om reden van staatsveiligheid, openbare orde en goede zeden kunnen de in de grondwet genoemde rechten bij wet worden onderworpen aan de beperkingen, welke gedurende een bepaalde periode, afhankelijk van de situatie, van kracht zullen zijn, met inachtneming van de terzake geldende internationale bepalingen. Zo is vermeld in onze grondwet.
Binnen de ambtenarensector lijkt de verplichting er aan te komen, omdat Bibis al ermee begonnen is. Het kan als een olievlek zich gaan verspreiden in de private sector. Zolang het goed is geregeld in de wet, en wel na ‘ampele overwegingen’, dan zullen burgers tegen deze tijdelijke inperkingen niet veel kunnen inbrengen bij noch de rechter noch het Constitutioneel Hof.