Het in brand steken van vuil (afval) en gras (weed, takken) kan overlast tot gevolg hebben voor anderen. Ter bescherming van die anderen heeft de wetgever bepalingen opgenomen in de Wet van 30 maart 2015 (S.B. 2015 no. 44 houdende nadere wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht (G.B. 1911 no. 01, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2012 no. 70) in verband met herziening van het Wetboek van Strafrecht. Dit meldt het Openbaar Ministerie, OM, dinsdag in een persbericht.
Onder onroerende zaken wordt in dit geval aansluiting gezocht bij het Burgerlijk Wetboek, te weten artikel 562 e.v.
Onroerende zaken zijn:
1°. Gronderven en hetgeen daarop gebouwd is;
2°. Molens, met uitzondering van zodanige waarvan in artikel 566 wordt gehandeld;
3°. Bomen en veldgewassen, die met hun wortels in de grond vast zijn, onafgeplukte boomvruchten, mitsgaders delfstoffen, als steenkolen, veen en dergelijke, zolang deze voorwerpen nog niet van de grond gescheiden en uitgedolven zijn;
4°. Schaarhout van kapbossen en hout van hoogstammige bomen, zolang deze niet gekapt is;
5°. Buizen of goten, die tot waterleiding in een huis of op een erf dienen;
En, in het algemeen, alles wat aan een erf of aan een gebouw aard‑ of nagelvast is.
In artikel 497 van het Wetboek van Strafrecht is onder sub 1 opgenomen, dat degene die zonder verlof van een districtscommissaris of van de door deze aangewezen ambtenaar, eigen onroerende zaken in brand steekt, gestraft wordt met een geldboete van de eerste categorie (Srd 3.500,-) en onder sub 2 dat deze bepaling niet van toepassing is op het buiten Paramaribo in brand steken van bomen of gewassen.
Ook is in artikel 498 van het Wetboek van Strafrecht opgenomen dat met hechtenis van ten hoogste zes weken en geldboete van de eerste categorie (Srd 3.500), hetzij met een van beide straffen wordt gestraft:
1° degene die zonder genoegzame voorzorg vuur op de zeestranden aanbrengt of achterlaat;
2° degene die zonder genoegzame voorzorg vuur op terreinen van anderen, niet vallende onder die van sub 1 bedoeld, aanbrengt of achterlaat;
3° degene die zonder genoegzame voorzorg vuur op eigen onbebouwd terrein aanbrengt of achterlaat; onder eigen terrein wordt hier begrepen terrein waarvan degene door wie of op wiens last het vuur is aangebracht of achtergelaten, recht van gebruik of genot heeft.
4° degene die zonder genoegzame voorzorg vuur in of nabij beplantingen van anderen aanbrengt.
In de droge tijd is de burger geneigd over te gaan tot het verbranden van vuil op hun terrein en/of het in brand steken van terreinen (gras), zonder de nodige voorzorgsmaatregelen of de wettelijke bepalingen in acht te nemen.
Het Openbaar Ministerie wil hiermee de samenleving informeren over de sancties die zullen volgen, indien men zich niet houdt aan voornoemde wettelijke bepalingen.