“Wat zullen we anders eten?”
De voorzitter van het Visserscollectief, Willem Mohamed Hoessein, ziet de regering als gesprekspartner en wil zo snel mogelijk in gesprek om te praten over de ontstane onrust binnen de vissector naar aanleiding van de voornemens om vissers uit buurland Guyana te accommoderen in de Surinaamse viswateren.
Met de komst van de Guyanese vicepresident aan Suriname zegt Mohamed Hoessein, dat de mensen binnen in de sector vragen hebben over hun toekomstperspectieven binnen de visserij. “Wij hopen dat het niet zo ver komt dat er visvergunningen zullen worden uitgegeven”, vertelt de voorzitter van het Visserscollectief. De vissers willen niet dat er nog eens 150 vergunningen worden uitgegeven, omdat er nu reeds sprake zou zijn van overbevissing.
Mohamed Hoessein noemt het verschijnsel van de stromannen waarvan hij als oplossing ziet dat wie volgens een dergelijke constructie werkt zijn vergunning verliest. Hij bepleit, dat de visgronden voor de komende jaren hersteld moeten worden en dat na enkele jaren een evaluatie moet volgen om te bepalen of dan weer vergunningen kunnen worden uitgegeven. Verder benadrukt hij dat vergunningen “aan Surinamers moeten worden verstrekt”. Hij licht ook toe waarom. “Omdat er veel Surinamers willen investeren maar geen vergunning kunnen krijgen.”
Onveilig
Daar komt nog bij dat de vissers klagen over de onveilige situatie op de Coppenamerivier. Net als de voorzitter van Suriname Seafood Association (SSA) Udo Karg, laat Mohammed Hoessein weten dat de Surinaamse vissers worden verjaagd door hun ‘collega’s’ uit Guyana. “We kunnen onze voeten daar niet zetten.” Ook Karg zei eerder al aan Dagblad Suriname, dat de bevolkingsvisserij niet meer durft te vissen tussen de Corantijn- en de Coppenamerivier.
Mohamed Hoessein noemt verder het Visserij Manangement Plan dat tussen 2013 en 2018 gemaakt moest worden. “Er was een overeenkomst dat dit onze leidraad zou zijn om de sector duurzaamheid te bieden, maar nu zitten we plotseling met deze situatie.” De voorzitter van het Visserscollectief noemt de visgebieden als een natuurlijke hulpbron van Suriname en dat dit voor Suriname bestemd moet zijn. “Wat zullen we anders eten?”, vraagt hij. Hij vreest voor de toekomst van de sector. Vandaar dat hij benadrukt in dialoog met de regering te willen voor een duurzame oplossing.
De berichten in de Guyanese media waarin is aangegeven dat de gehele economische zone tussen de Marowijne en de Corantijn gebruikt zal worden, hebben de vissers met veel onbeantwoorde vragen achtergelaten.
RB