Door de EMFI Group is een bericht en een analyse gelanceerd over de financiele assistentie van het IMF aan Suriname die 4 maanden terug is overeengekomen en toegezegd, maar waarover de financiële instelling niet over de brug kan komen. EMFI Group is een door inlichtingen gedreven ‘financiële dienstverlener’ met een focus op wereldwijde opkomende markten. In een op 11 september uitgegeven rapport geeft de organisatie aan dat het al vier maanden geleden is dat het IMF een overeenkomst op stafniveau met Suriname bereikte. De raad van bestuur moet dit nog goedkeuren. Het deel van 500 miljoen dollar van de IDB-lening wordt bevestigd nadat de raad van bestuur van het IMF het EFF (Extended Fund Facility)-programma goedkeurt. Een EFF is voor landen in financieel noodweer vanwege structurele economische problemen, die op korte termijn middelen nodig hebben. EMFI laat blijken dat de Surinaamse regering ijverig is en goede wil toont. De Surinaamse regering is begonnen met de uitvoering van de overeengekomen hervorming plan ondanks dat er nog geen IMF-financiering is. De Surinaamse regering heeft dus getoond serieus te zijn met haar economische hervormingen. De organisatie merkt op dat de overheidsuitgaven gemeten in Amerikaanse dollars daalden met 12,2% in 2020 en dat het zelfs gaat tot een daling van 44,0% tot mei 2021. Dat wil zeggen dat de regering flink heeft bezuinigd en dat een kernprobleem van de economie is aangepakt namelijk de overmatige bestedingen van de regering. Er wordt ook waarde gehecht aan de connecties die de Surinaamse president legt en aan het herstellen is. Het bezoek aan Nederland wordt benadrukt;13 jaar zijn verstreken sinds het laatste bezoek van een Surinaamse president aan het EU-land. Als een ander hoogtepunt wordt gezien dat Suriname en Schiphol een samenwerkingsovereenkomst hebben ondertekend.
Suriname ontving onlangs 175 miljoen USD uit de SDR-toewijzing van het IMF. Bijzondere trekkingsrechten (special drawing rights: SDR) verwijzen naar een internationaal type monetaire reservevaluta gecreëerd door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in 1969. Dit wordt gebruikt als een aanvulling op de bestaande geldreserves van de lidstaten. Het bedrag dekt 8,7% van het BBP van Suriname. Hoewel deze nieuwe fondsen de overheidsfinanciën ondersteunen, moet het nog blijken of deze middelen voldoende zijn om begrotingssteun te verlenen en de niveaus van internationale reserves te bereiken die nodig zijn om de importen te dekken en de valutamarkt te stabiliseren. Ondertussen gaat de regering door met het doorvoeren van de in het herstelplan voorgestelde economische hervormingen, in afwachting van de goedkeuring van de financiële steunovereenkomst door de raad van bestuur van het IMF. De raad van bestuur van het IMF verklaarde eind juli dat ze eerst uitkijken naar financieringsgaranties van de verschillende schuldeisers van Suriname alvorens de Extended Fund Facility goed te keuren. De Bibis-minister van Suriname heeft al aangegeven dat er in de onderhandelingen met de belangrijkste bilaterale schuldeisers (China, India en de Club van Parijs) vorderingen zijn geboekt. De Surinaamse regering verwacht de goedkeuring van het IMF in september te krijgen. Suriname heeft positieve hoop, maar de EMFI is sceptisch: de kalender van de raad van bestuur van het IMF voor de komende zeven dagen (tot en met 18 september) laat echter geen meetings zien die gehouden zullen worden over Suriname. EMFI schat dus daarom in dat een besluit over Suriname op zijn minst niet voor het einde van de maand zal plaatsvinden. De verwachtingen van de Surinaamse regering zijn dus enigszins te optimistisch in termen van tijd.
Er is wel erkenning voor de pogingen van de regeringen om de financiële nood in Suriname te keren. Ondanks de vertraging bij het bevestigen van de EFF bij het IMF, heeft de huidige regering pogingen ondernomen om meer fondsen veilig te stellen. Volgens een door het ministerie van Financiën gepubliceerde verklaring heeft de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) een reeks leningen voor Suriname goedgekeurd die samen oplopen tot 570 miljoen USD. Daaronder bevindt zich ook een een ‘programmatic policy-based loan’ (PBP) voor 450 miljoen USD die zal worden uitbetaald in een reeks van afzonderlijke tranches over drie jaar, een speciale ontwikkelingslening voor 50 miljoen USD en 70 miljoen USD voor drie programma’s. Het eerste programma is een 30 miljoen USD voor een aantal maatregelen op het gebied van de sociale bescherming voor kwetsbare groepen. Hiervan gaat dus voornamelijk het ministerie van Sozavo gebruik maken om zwakke huishoudens en individuen bij te staan. Daarnaast wordt 30 miljoen USD gebruikt om overheidsfinanciën duurzamer te maken. Dit bedrag gaat naar Financiën en zal waarschijnlijk opgemaakt worden door ICT-programma’s, licenties en consultants. Verder wordt 10 miljoen dollar besteed om de arbeidsmarkt aan te passen aan de vraag van de nieuwe olie- en gasindustrie. Dit bedrag zal voornamelijk besteed worden door de minister van Arbeid om de beroepsbevolking van Suriname bij te scholen zodat die geschikt is voor de goedbetaalde banen in deze sector. Deze bedragen zullen allemaal worden bevestigd nadat de raad van bestuur van het IMF het EFF-programma van 690 miljoen dollar heeft goedgekeurd. In totaal zou de regering van Suriname de komende drie jaar 1.260 miljoen dollar (62,4% van het BBP) krijgen, waarvan dit jaar 206 miljoen dollar (57,5 miljoen dollar van het IMF en 150 miljoen dollar van de IDB). Het IMF doet er lang over om middelen voor Suriname vrij te maken, dat kan te maken hebben met de wijze waarop de Surinaamse regering eerder het IMF de laan heeft uitgestuurd. Het grootste probleem waarmee Suriname nu zit zijn de leningen en een gebrek aan maatregelen om de economie te verbreden en divers te maken. We hadden voorspeld dat interne organisaties die zelf geen baanbrekende dromen en intenties hebben en in principe niet veel doen, kritiek zullen hebben op de dromen over landbouw die de president in Nederland heeft kenbaar gemaakt. De vorige regering heeft gecapituleerd onder de druk van deze organisaties, de kunst is om te luisteren naar deze organisaties, hun tegemoet te komen, maar vooral om de baanbrekende investeringen die van buiten moeten komen, door te laten gaan.