In Suriname wordt door de natuurbeschermingsorganisaties geen speciale aandacht besteed aan de laagland tapir, de bofru, en er is ook geen speciaal beschermd gebied voor het opvallende dier. Het is ook het enige land waar de jacht op het dier is toegestaan. Jagers mogen alleen in de maanden juni, juli en augustus op tapirs jagen. Niet alleen de jacht, maar ook menselijke activiteiten als de winning van goud en houtkap vormen een serieuze bedreiging voor de tapir in Suriname. Met regelmaat worden tapirs in Suriname ook buiten het jachtseizoen gedood.
Dylan de Gruijl, woordvoerder van het WWF Guianas in Suriname, zegt in een reactie tegen Dagblad Suriname: “Er is in Suriname heel weinig onderzoek gedaan naar de tapir. Het zou goed zijn als er meer aandacht is voor de tapir, want het is een belangrijke soort en dus ook dat er onderzoek wordt gedaan naar de status van de soort in Suriname. De tapir heeft ook een belangrijke rol, onder meer voor zaadverspreiding. De soort wordt in de Amazone veel bejaagd voor zijn vlees en verdient ook daarom meer aandacht.”
“Het is een schuw dier“
Het WWF heeft geen idee hoeveel tapirs er in het land zijn. “Het is een schuw dier, dat veelal ‘s nachts actief is en waar dus, zoals eerder gezegd, ook weinig onderzoek naar is gedaan in Suriname.”
De tapir komt onder andere voor in Noord-West Suriname, West Suriname en ook rond het natuurpark Brownsberg bij Brokopondo. In West Suriname zijn tapirs onder andere te vinden in het Centraal Suriname Natuurreservaat (district Sipaliwini), dat wordt gevormd door 1.6 miljoen hectare tropisch woud.
Een locatie waar de tapir vaak opduikt is Kabalebo ten zuiden van Apoera in West Suriname.
Oevers van kreken en rivieren zijn favoriete verblijfplaatsen voor het dier, waar het zich tegoed kan doen aan allerlei planten, bladeren en fruit. Voor toeristen die het Nature Resort Kabalebo bezoeken is de tapir een van de meest populaire dieren om op foto en film vast te leggen.
Jachtfeest plantage Onverwacht: kop tapir versierd met bloemen
Jaren geleden vormde de tapir een belangrijk onderdeel van een jachtfeest op de plantage Onverwacht in het district Para. Het doden van een tapir werd beschouwd als een gunst van de winti (spirituele macht) aan de gemeenschap. Een jager kreeg dan ook speciale kracht, geluk en bescherming op zijn zoektocht naar de bofru. Het doden leverde aanzien op voor de jager. Het kon dagen duren voor een dier werd gevonden en nadat het was gedood werd eerst een oor meegenomen naar het dorp. Na het zien van het oor gingen enkele mannen van de plantage terug om de dode tapir op te halen. De kop van het dier (bofru-êdé) werd versierd met bloemen en op een houten schaal gelegd. Na het afvuren van drie schoten met een geweer werd de kop, met schaal, door een vrouw rondgedragen. Kinderen zongen het bofru-lied en zij konden voor een cent tapir-soep (bofru-supu) kopen. De rest van het vlees werd verdeeld onder de ouderen op de plantage.
Export
Sinds 1975 zijn zo’n 20 – in het wild gevangen – laagland tapirs vanuit Suriname legaal geëxporteerd. Dat blijkt uit de zogenaamde handels databank van CITES (Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora), de organisatie die wereldwijd de export en import van dieren registreert.
Naar Nederland, voor de handel, werden in 1987 3 laagland tapirs vervoerd. In 2008 werden 2 tapirs geëxporteerd naar Zuid-Afrika voor een dierentuin. Drie jaar later, in 2011, werden 3 tapirs geëxporteerd voor fokdoeleinden naar Egypte en 1 naar een dierentuin in Rusland. In 2013 werd 1 exemplaar naar Egypte vervoerd voor fokdoeleinden. In 2017 werden in totaal 8 tapirs geëxporteerd naar China (2 voor fokdoeleinden en 6 voor dierentuinen) en in 2018 weer 6 voor fokdoeleinden naar China.
Na 2009 blijkt Suriname het enige land wereldwijd te zijn, dat nog tapirs heeft geëxporteerd.
PK