Het staatsbezoek van de Surinaamse regering heeft de burgerij daags na de persconferentie een persistente bittere nasmaak opgeleverd. Het kost moeite uit het relaas van de leden van de regering als uit de uitgebreide berichten in de pers om te destilleren wat precies in het voordeel van Suriname is overeengekomen. Tenenkrommend worden de lange verslagen gelezen, maar nergens is een besluit of een overeenkomst af te lezen waarbij Suriname voordeel zal hebben. Het begint er meer op te lijken dat de Guyanezen goede handels- en ontwikkelingsdeals hebben gemaakt en Suriname het gevoel hebben gegeven dat ze een goed staatsbezoek hebben afgelegd. En dat er voor de problematiek die bestaat in Suriname en waaraan Guyana zou kunnen bijdragen aan ontwikkeling, bitter weinig aandacht is besteed. Komt dat door een naïeve onprofessionele voorbereiding en houding van de Surinaamse delegatie. Zo is er bijvoorbeeld gelegenheid afgesproken dat Suriname zaaizaad zal kopen van Guyana, maar tegelijkertijd is gezegd dat zaaizaad zo verkopen tegen de (Surinaamse en/of Guyanese) wetgeving is. Het verkopen van zaaizaad is voordelig voor de Guyanese producenten en handelaren van zaaizaad want die gaan winst maken. Er is door LVV geen afspraak gemaakt met Guyana om Adron te versterken met technische assistentie uit Guyana. De Surinaamse rijstsector krijgt dus een vis en geen hengel, want met zaaizaad opkopen is het Surinaamse probleem niet opgelost. Nu is er ook verzet vanuit de Surinaamse visserijsector voor het afgeven van 150 visvergunningen aan Guyanese vissers. Ook deze maatregel is in het voordeel van Guyana en of er enig voordeel is aan Surinaamse zijde valt te bezien, omdat dat afhangt van de tarieven waartegen de vergunningen worden afgegeven, in welk land de gevangen vis werkgelegenheid zal verschaffen en in welke land de vis moet worden afgezet. Het zou schandalig zijn als de Guyanese vissers tegen een luttel bedrag voor een vergunning, de Surinaamse vis daar houden en er beter van worden en in Guyana verwerking en export van die vis plaatsvindt. Maar over deze aangelegenheden heeft de LVV-minister ons niets verteld. Dan is er een andere vage berichtgeving en dat is dat Suriname het buurland Guyana zal helpen met het voorzien van de Caricom-markt met kip. De vraag is hier hoe een land dat zichzelf niet kan behelpen, een ander land gaat helpen die al veel verder is en vorderingen heeft gemaakt als het planten van eigen soja en mais. Dit lijkt op bluf oftewel ‘fisti prodo’. De vraag rijst ook welk land precies de kip gaat exporteren en de winsten in zijn zak gaat steken. Zoals het nu wordt bericht zal Suriname helpen en zal Guyana met die hulp zijn kip kweken, verwerken en exporteren. De Guyanese (staats)bedrijven zullen de winst uiteraard in eigen zak steken. Hoe precies Suriname Guyana zal helpen is een raadsel, omdat Suriname zelf hier een moordend beleid eropna houdt voor zowel de kwekers van kip (met moordende voerprijzen) als voor de consumenten van kip (tegen moordende prijzen van meer dan SRD 50 per kg kip: levensgewicht). Het kan dat de kip in USD duurder is in Guyana dan in Suriname, maar de Surinaamse consument heeft daar niets mee te maken. In de Surinaamse kipproductie zijn de enige winnaars de importeurs van de input en de fabrikanten van het voer en helemaal onderaan in de ‘voedselketen’ de grootproducent van kip die een beetje winst maakt maar ook werkgelegenheid schept.
Een andere zaak die ook bevreemding wekt is dat van ‘joint local content’. Suriname en Guyana hebben geen diepgaande economische samenwerking en de economieën zijn niet met elkaar geïntegreerd. Het zijn twee los van elkaar staande economieën die ook nog met elkaar concurreren. Guyana heeft een voorsprong omdat ze eerder olie hebben ontvangen en daardoor hebben ze ook de voorsprong van de serieuze interesse van de rijke landen met investeerders voor dat land. Dat zie je aan de landbouwontwikkeling, aan de havens die er daar worden gebouwd, de luchthaven, de luchtvaartmaatschappijen die er op het land vliegen en de hotels die aan het waterkant worden gebouwd. Een joint local content gaat uit van een gezamenlijke aanpak van de investeringen en de economische ontwikkeling en in het bijzonder nu oil and gas. Tot nu toe hebben we niet de garantie dat de olie gezamenlijk zal worden ontwikkeld, we weten niet of het mogelijk is. Een joint local content betekent dat er in principe geen onderscheid is tussen Guyanese en Surinaamse bedrijven, dat de kansen om goederen en diensten te leveren voor de olie en gasexploratie (en exploitatie) gelijk zijn voor de wederzijdse bedrijven in de beide landen. En ook dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen Surinaamse en Guyanese arbeidskrachten. In Suriname en misschien ook in Guyana moet een aantal wetten worden veranderd voordat het onderscheid tussen Surinaamse en Guyanese arbeidskrachten, bedrijven en managers/bedrijfseigenaren en hun gezinnen komt weg te vallen. Ook moeten er dan douane-overeenkomsten bestaan zodat vooral goederen zonder obstakels de grens overgaan. Wanneer je joint local content hebt, dan met er ook een Guyana-Suriname douanepact zijn en vrij verkeer van personen en goederen tussen de beide landen. Dat hebben we niet en de vraag is of dat de bedoeling is. Caricom heeft middels de integratie wel die intentie en de 2 landen zijn lid van dit gemeenschap. Wanneer er een douanepact is, dan blijkt na een aantal jaren welke economie daar meer voordeel aan heeft en welke economie leunt op de relatief sterke positie van de andere. De een zal niet klagen en de burgers van het ander land zullen zich benadeeld voelen. En bovendien moeten wij ook zeggen dat in de Tigri-kwestie we de zaak niet zakelijk aanpakken. Deze zaak moet gewoon dienen bij een internationaal hof zodat het voortduren van het accepteren van de bezetting door Guyana wordt gestuit. Met dat stuiten van het zich neerleggen bij de bezetting heeft het bezette land voordeel en niet de bezetter. Want, hoe langer een bezetting voortduurt en hoe langer het bezette land geen noemenswaardig verzet pleegt en dus eigenlijk de effectieve controle van de bezetter accepteert, hoe groter de kans dat een internationaal hof het grondgebied toewijst aan de bezetter. De afgelopen decennia is de strategie van Guyana heel slim geweest. Lachen tegen het bezette land, een hand van vriendschap aanreiken, maar aan de andere kant zijn soevereiniteit schenden en zijn land bezet houden. De bezetting van Tigri duurt al 45 jaar voort en elke jaar van niets doen door Suriname heeft de positie van Guyana in deze versterkt. De strategen van het geopolitiek en het economisch beleid worden bij deze opgeroepen om het pad van naiviteit te verlaten en niet ervan uit te gaan dat landen lief willen zijn tegen Suriname. En laten we nalaten om groot te spelen, terwijl we dat niet zijn.